Bemesting

 Bodem en bemesting
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Bodem en bemesting

Slide 1 - Tekstslide

Doelen: 
Na deze les kan jij: 
  • de drie belangrijkste elementen noemen die een plant nodig heeft en hun functie. 
  • het verschil tussen anorganische en organische meststoffen uitleggen. 
  • uitleggen wat de pH en EC  waarde van de bodem is. 
  • een bodemonderzoek uitvoeren. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de groeifactoren van een plant?

Slide 3 - Open vraag

Groeifactoren voor planten
  • voeding
  • warmte
  • water
  • licht
  • lucht

Slide 4 - Tekstslide

Theorie: Groeifactoren 
  • licht :fotosynthese
  • warmte: verschilt per soort
  • lucht: via huidmondjes 
  • water: plant = 90% water
  • voeding: zit in de grond





Slide 5 - Tekstslide

Theorie: groeifactoren 
Teeltmedium = grondsoort waarin de plant groeit 

Bijvoorbeeld: potgrond, kokos, steenwol. 

Kunstmatig teeltmedium = substraat



Slide 6 - Tekstslide

Theorie: Bodem

Slide 7 - Tekstslide

Welke grondsoort hebben we in Zwolle?
A
Rivierklei
B
Zandgrond
C
Veengrond
D
Zavel

Slide 8 - Quizvraag

Veen
Zandgrond
Kleigrond
Loss
resten van planten
droogt snel en is eenvoudig te bewerken
vochtig en zware structuur
Kalkdeeltjes met zand

Slide 9 - Sleepvraag

Theorie: Bemesting 
Organisch = plantaardig 

Anorganisch = kunstmatig


Slide 10 - Tekstslide

Organische mest is?

Slide 11 - Open vraag

Anorganische mest is
A
compost
B
stalmest
C
kunst mest
D
goed voor de bodemstructuur

Slide 12 - Quizvraag

Welke mest werkt sneller voor de plant?
Anorganische mest
Organische mest

Slide 13 - Poll

Theorie: Bemesting 
N = Stikstof 
P = Fosfor 
K = Kalium 


Slide 14 - Tekstslide

Wat doen de mineralen N-P-K voor de plant?

Slide 15 - Open vraag

Theorie: verhoudingen 
N = Stikstof. Geeft de plant een groene kleur en bevordert de groei van de plant



P = Fosfor. Bevordert de wortelgroei (opname van water en voedingsstoffen)


K = Kalium. Zorgt voor de stevigheid van de plant

Slide 16 - Tekstslide

Theorie: verhoudingen 
Waar heeft de plant een tekort aan?

N= Gele bladeren optreden.

P = Slechte ontwikkeling van wortels en/of donker blauwe/paarse bladeren. Slechte oogst kan ook een fosfor te kort betekenen.

K = Gekleurde plekjes op het blad en verdorring van de bladeren.



Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent N-P-K?
A
Stikstof, Fosfor en Natrium
B
Stikstof, Fosfor en Calcium
C
Stikstof, Fosfor en Kalium
D
Stikstof, Posfor en Kalium

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekenen de getallen op de zak met mest?
A
12% fosfor, 10% stikstof, 18% kalium
B
12% stikstof, 10% fosfor, 18% kalium
C
12% kalium, 10% stikstof, 18% fosfor
D
12% kalium, 10% fosfor, 18% stikstof

Slide 19 - Quizvraag

Waar heeft deze plant tekort aan?
A
Stikstof
B
Fosfor
C
Kalium

Slide 20 - Quizvraag

Waar heeft deze plant tekort aan?
A
Stikstof
B
Fosfor
C
Kalium

Slide 21 - Quizvraag

Waar heeft deze plant tekort aan?
A
Stikstof
B
Fosfor
C
Kalium

Slide 22 - Quizvraag

Theorie:  
Ph = zuurgraad 
--> opneembaarheid van stoffen 
--> voor plantengroei pH 4-7 
--> water in Nederland pH 7 - 9,5 

EC = hoeveelheid beschikbare voedingsstoffen in de bodem ( Electrical Conductivity, Electrische geleidbaarheid in het Nederlands.)






Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Praktijk
Meet de pH van de grond en beantwoord de vragen. 
- wat betekent deze pH voor de opneembaarheid van stoffen voor de plant? 


Slide 26 - Tekstslide