(WEEK20, 11-05) Bijvoeglijke nmw. & Bijwoorden

Hi 3M!
Let's get started on Unit 6 and this week's grammar.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hi 3M!
Let's get started on Unit 6 and this week's grammar.

Slide 1 - Tekstslide

Planner WEEK 20.

Slide 2 - Tekstslide

6.1
Bijvoeglijk naamwoorden & Bijwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Adjectives
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
the beautiful girl


beautiful is dan het bijvoeglijk nmw., want het zegt iets over het meisje / girl.

Slide 4 - Tekstslide


What is the Adjective in this sentence?
"They live in a big house."
A
They
B
live
C
big
D
house

Slide 5 - Quizvraag


What is the Adjective in this sentence?
"Ben is an adorable baby."
A
Ben
B
adorable
C
baby

Slide 6 - Quizvraag


What is the Adjective in this sentence?
"I met a homeless person in New York."
A
met
B
homeless
C
person
D
New York

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Op naar het volgende onderwerp..

Slide 9 - Tekstslide

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.
Dit geeft antwoord op de vraag hoe?
The girl sings beautifully.


Hoe zingt ze? beautifully.
Dit is dus een bijwoord.

Slide 10 - Tekstslide

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord (wat iets zegt over een zelfstandig naamwoord).
The girl is extremely beautiful.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen..

Slide 15 - Tekstslide


Adjective or Adverb?
"Taeke is a ... singer."
A
good
B
well

Slide 16 - Quizvraag


Adjective or Adverb?
"It is ... cold today."
A
awful
B
awfully

Slide 17 - Quizvraag


Adjective or Adverb?
"Quinty speaks so very ... ."
A
quick
B
quickly

Slide 18 - Quizvraag


Adjective or Adverb?
"I know them quite ... ."
A
good
B
well

Slide 19 - Quizvraag


Adjective or Adverb?
"It was a ... day for us all."
A
sad
B
sadly

Slide 20 - Quizvraag


Adjective or Adverb?
"Ilse is a ... girl. She climbed up the ladder ... ."
A
careful, careful
B
carefully, carefully
C
careful, carefully
D
carefully, careful

Slide 21 - Quizvraag


Adjective or Adverb?
"He ... accepted the offer."

Slide 22 - Open vraag


Adjective or Adverb?
"Lucy is shy, so she cannot make friends ... ."

Slide 23 - Open vraag


Adjective or Adverb?
"My aunt is a ... driver."

Slide 24 - Open vraag

Snap je dit onderwerp?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik ga ermee oefenen.
C
Ik denk dat ik nog wel wat uitleg kan gebruiken.
D
Ik snap er NIKS van.

Slide 25 - Quizvraag

Start working on WEEK 20!
(and finish everything until WEEK 19)

Slide 26 - Tekstslide