H5 Rekenen herhaling

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Uren           x60            
           l Minuten
                               seconden
                        :60                                   
Par. 5.1
Rekenen met tijd
l
l

Slide 2 - Tekstslide

Par. 5.1
Rekenen met tijd
48:30:16 uur=48 uur:30 minuten:16 sec.

LET OP:

36:18,5 minuten=36 minuten; 18,5 sec.

Slide 3 - Tekstslide

Par. 5.1
Rekenen met tijd
1 etmaal = 24 uur

Slide 4 - Tekstslide

Een raket van Virgin is in 12,3 weken naar de maan gevlogen. 
Berekenen hoeveel dagen en uren de raket onderweg was.

Dagen:
uren:



Par. 5.1
Rekenen met tijd
(86,1 en 2066,4)

Slide 5 - Tekstslide

0,6 uur = ... minuten
1

Slide 6 - Open vraag

17 280 seconden = ... uur
2

Slide 7 - Open vraag

5.2
Rekenen met snelheid
Vuistregels:
  • Lopen is 6 km/uur
  • Fietsen is 18 km/uur



Slide 8 - Tekstslide

Snelheid wordt vaak uitgedrukt in
Kilometer per uur         =        (km/uur)
of
meters per seconde    =        (m/s)       
Par. 5.2
Rekenen met snelheid

Slide 9 - Tekstslide

Hoe reken je het makkelijkste de snelheid van       (km/uur) naar  (m/s)   of andersom om?    
Par. 5.2
Rekenen met snelheid

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: Een muis loopt met een snelheid van 2 m/s. Bereken de snelheid van de muis in km/uur.   
Par. 5.2
Rekenen met snelheid

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld: Op de snelweg mag je tussen 7 uur en 19 uur 100 km/uur. Hoeveel m/s is dat?



Par. 5.2
Rekenen met snelheid
Tip: reken eerst alles om naar meters en seconden

Slide 12 - Tekstslide

De damesestafette ploeg heeft op het WK zwemmen
goud veroverd op de 4 x 100m vrije slag. Na 110 seconden was de wissel van de tweede naar de derde zwemster. Wat was de gemiddelde snelheid in de eerste helft van de wedstrijd in m/s?
4
A
0,55 m/s
B
1,8 m/s
C
1,98 m/s
D
3,6 m/s

Slide 13 - Quizvraag

72 km/uur = ... m/s
5

Slide 14 - Open vraag

4 m/s = ... km/uur
6

Slide 15 - Open vraag

Met de motor is de afstand maar 60 km.
Volgens google doet Rob er 50 minuten over.
Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/uur?
8

Slide 16 - Open vraag

5.3/5.4
Oppervlakte & inhoud
1 centi are (ca) = 1 m2
1 are = 100 m2
1 hectare (ha) = 10 000 m2

1 dm3 = 1 liter
1 hl (hecto liter) = 100 liter
1 m3 (kuub) = 1 000 dm3 = 1 000 liter
1 liter = 10 dl (deci liter)
           = 100 cl (centi liter)
           = 1 000 ml (milli liter)


Slide 17 - Tekstslide

Ezelsbruggetje:
ALS DE MAAT KLEINER WORDT ,  WORDT HET GETAL GROTER
(en andersom)
van HA naar ARE
HA is Groot---ARE is klein
(2 stappen dus  x 100)
2 HA = 200 ARE

Slide 18 - Tekstslide

1,5 m³ = .... liter
9

Slide 19 - Open vraag

0,78 ha = .... m2
10

Slide 20 - Open vraag

2 are = .... ha
11

Slide 21 - Open vraag

Hoeveel m² is de oppervlakte van het huis hiernaast?
12

Slide 22 - Open vraag

In de tuin komt een zwembad.
Het zwembad is 10 meter lang, 3,5 meter breed en 20 dm diep.
Het wordt voor 7/8 deel met water gevuld.
Hoeveel liter water gaat er in het zwembad?
13

Slide 23 - Open vraag

5.5
Gewicht
1 ton = 1 000 kg
1 kg   = 1 000 gram
1 gr    = 1 000 mg (milli gram)
Algemeen:

  • hecto = honderd
  • kilo = duizend




Slide 24 - Tekstslide

Ezelsbruggetje:
ALS DE MAAT KLEINER WORDT ,  WORDT HET GETAL GROTER
(en andersom)
van Kg naar Gram
Kg is Groot---Gram is klein  
(3stappen dus x1000)
2 Kg = 2000 Gram

Slide 25 - Tekstslide

2,3 kg = ... gram
14

Slide 26 - Open vraag

4 500 kg = ... ton
15

Slide 27 - Open vraag

150 000 mg = ... kg
16

Slide 28 - Open vraag

Eikenhout heeft een soortelijke massa van 0,7 kg/dm3.
Een gezaagde boom heeft de vorm van een balk en is 2 meter lang, 0,5 meter breed en 20 cm dik.
Hoeveel kg weegt deze balk?
17

Slide 29 - Open vraag

5.6
Wetenschappelijke notatie
Wetenschappelijke notatie is een heel groot of heel klein getal opgeschreven als macht van tien.
Hierbij ligt het eerste getal altijd tussen 1 en 10.

Dus 4 532 000 wordt 4,532 x 10^6
want 10^6 = 1 000 000 (een 1 met zes nullen)

of 0,005 87 wordt 5,87 x 10^-3
want 10^-3 = 0,1 x 0,1 x 0,1 = 0,000 1 (drie nullen voor de één)



Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Wat is het gewone getal van ? ( 7,5 x 10^9)
19
7,5109
A
7,5 miljoen
B
7 500 000 000
C
75 000 000 000
D
7,5 miljard

Slide 32 - Quizvraag

Schrijf 43 miljard 678 miljoen 450 duizend en één als gewoon getal.
En daarna in de wetenschappelijke notatie (getal vóór de macht afgerond op 2 decimalen).

Slide 33 - Open vraag

Zet in wetenschappelijk notatie,
Welk getal staat op de plaats van het ? 56000 = 5,6 x 10 ^?
A
4
B
3
C
6
D
5

Slide 34 - Quizvraag

Zet in wetenschappelijk notatie:
Welk getal staat op de plaats van het ?12300000 = 1,23 x 10 ^?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 35 - Quizvraag

Wat is de wetenschappelijke notatie van:
0,000 009
21
A
0,9 x 10 ^ -9
B
9 x 10 ^ -9
C
0,9 x 10 ^ -6
D
9 x 10 ^ -6

Slide 36 - Quizvraag

Zet in wetenschappelijk notatie:
Welk getal staat op de plaats van het ?0,00032 = 3,2 x 10 ^?
A
-3
B
-4
C
3
D
4

Slide 37 - Quizvraag

Zet in wetenschappelijk notatie:
Welk getal staat op de plaats van het ?0,00002 = 2 x 10 ^?
A
-3
B
-4
C
-5
D
-6

Slide 38 - Quizvraag

Wetenschappelijk notatie:
234512 = 2,35 x 10
5
A
goed
B
fout

Slide 39 - Quizvraag

Wetenschappelijk notatie:
0,00063 = 6,3 x 10
4
A
goed
B
fout

Slide 40 - Quizvraag

Wetenschappelijk notatie:
0,000019 = 1,9 x 10
-5
A
goed
B
fout

Slide 41 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Kies een oefenproefwerk om te maken
en na te kijken

Kijk heel goed naar de leerdoelen per hoofdstuk

Voor extra uitleg kijk in lessonup

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide