In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Leren
Herhaling
Alineaspel
Vragen
Slide 1 - Tekstslide
Wat moeten jullie leren?
H1 Meer dan lezen paragraaf 1, 4 en 5 (theorie)
H6 Formuleren paragraaf 1 t/m 5 (theorie)
Woordenschat Journaal paragraaf 2 (woorden)
Woordenschat paragraaf 4 (schooltaal) (woorden)
Slide 2 - Tekstslide
Oefentoetsen maken
In de online methode
Slide 3 - Tekstslide
Een kernzin geeft vaak ook antwoord op een vraag.
Slide 4 - Tekstslide
Het directe antwoord op de vraag komt in de eerste zin van de alinea, de kernzin. De rest van de alinea geeft daarbij voorbeelden, en uitleg: de uitwerking.
Slide 5 - Tekstslide
Dus de structuur van een alinea is: Kernzin – uitwerking.
Slide 6 - Tekstslide
Oefentoetsen maken
H1 Meer dan lezen paragraaf 1, 4 en 5
H6 Formuleren paragraaf 1 t/m 5
Woordenschat Journaal paragraaf 2
Woordenschat paragraaf 4 (schooltaal)
Slide 7 - Tekstslide
Nog vragen?
Schrijf ze op (3 minuten)
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Wat vond jij ooit een goede taaltip?
Slide 10 - Open vraag
Denk aan OPA
1 Het onderwerp in de zin is het belangrijkst. Zet dat vooraan.
2 De persoonsvorm is daarna het belangrijkst.
3 De andere zinsdelen volgen.
Voorbeeld: 'De student kwam nog net op tijd. Korte zinnen lezen prettiger. Rijst vind ik lekkerder dan aardappels.'
Slide 11 - Tekstslide
Maak je zinnen niet te lang
Durf een punt te zetten en een nieuwe zin te beginnen. Of:
Zet een punt. Durf een nieuwe zin te beginnen.
Slide 12 - Tekstslide
Schrijf actief
in de tegenwoordige tijd
onderwerp voorop
weinig of liever geen hulpwerkwoorden (zouden willen, willen kunnen, zouden kunnen willen etc.)
geen worden ( Dit hoofdstuk behandelt werkwoorden. Niet: In dit hoofdstuk worden werkwoorden behandeld.)
Slide 13 - Tekstslide
Schrijf op....
...zoals je het zou vertellen tegen je buren, vriend of familielid. Doe net of ze degene tegenover je zit. Oftewel:
Maak het je niet te moeilijk. Denk niet: O, nu moet ik schrijven en ineens andere woorden gebruiken.
Slide 14 - Tekstslide
Waar denk jij aan bij 'aantrekkelijk schrijven'?
Slide 15 - Open vraag
Voorbeelden gebruiken
Laat met voorbeelden in je tekst zien wat je bedoelt.