2.1_ Sparen en beleggen

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

H2: Omgaan met geld

H 2.1: Sparen en beleggen?

Programma:

• Lesdoelen par. 2.1
• Uitleg en instructie
• Maken en bespreken opdrachten
• Huiswerk volgende les
• Reflectie

H 2.1: Lesdoelen

• Je kunt de spaarmotieven benoemen.
  
• Je kunt uitleggen wat nominale en reële rente is.
  
• Je kunt voorbeelden van spaarvormen noemen.
  
• Je kunt rekenen met enkelvoudige en samengestelde rente.
  
• Je weet wat beleggen is, welke vormen er zijn en je weet welke risico's er zijn.

Uitleg en instructie...

• Wat is sparen?

• Wie heeft er een spaarrekening?

• Waarom sparen mensen?

Spaarmotieven

1. Het zekerheidsmotief  
   
   
2. Het doelmotief
   
   
3. Het vermogensmotief 

Spaarvormen

• Spaarrekening, geld is vrij opneembaar, variabele rente

-> Samengestelde rente

• Spaardeposito, geld staat voor langere tijd vast, vaste rente
  

->Enkelvoudige rente

Hoe bereken je de rente?

Formule enkelvoudige rente

K = kapitaal

p= rente percentage :100

n= aantal periodes

p⋅K⋅n

Enkelvoudige rente

Samengestelde rente

Rente op rente

Je zet €10.000 voor 2 jaar op je spaarrekening je krijgt 5% rente

• 1+ (rentepercentage : 100) = groeifactor
• 1 + 0.05% = 1,05
• € 10.000 x 1,05 = 10.500 (Kapitaal na 1 jaar)
• € 10.500 x 1,05 = 11.025 (Kapitaal na 2 jaar)

Formule samengestelde rente

(1 + p) = groefactor

K = kapitaal

p= rente percentage : 100

n= periodes

(1+p)​n​​⋅K

Samengestelde rente

Reële rente (Koopkracht 

spaargeld)

Nominale rente:

Is de rente waarmee de banken adverteren.

Reële rente: (= koopkracht spaargeld)

is de nominale rente gecorrigeerd voor de inflatie.

Inflatie:

Geeft aan hoeveel procent de prijzen van goederen en diensten in een land gemiddeld zijn gestegen.

Reële rente

Als je voor je € 100 spaartegoed € 5 rente krijgt, dan is je nominale rente 5%.

Maar als de prijs van een product dat je wilt kopen met meer dan die 5% stijgt, kun je toch minder kopen, ondanks dat je nominaal meer geld hebt.

De reële (= ‘echte’) rente is dan negatief.

Vergelijk: Engels = real

Deze moet je altijd uitrekenen met indexcijfers.

Reële rente berekenen

De reële rente kun je berekenen met de volgende formule:

Indexcijfer nominale rente / Indexcijfer inflatie x 100

Beleggen

= Geld investeren in een doel, zoals een bedrijf of de overheid om hiermee geld te verdienen.

- Aandelen: je wordt mede-eigenaar en je deelt mee in de winst.

- Obligaties: geld lenen aan de overheid of aan een bedrijf, waarvoor je een rentevergoeding ontvangt.

Daarnaast kan de waarde van een aandeel / obligatie stijgen of dalen. Koerswinst of koersverlies

Beleggen

Rendement op beleggen: Totale opbrengst aan rente of dividend en koerswinst.

Risico's beleggen:

1. De waarde van het aandeel (stukje van het bedrijf) kan hoger of lager worden op de aandelen beurs.

2. Wanneer het bedrijf geen winst maakt heb jij geen dividend.

Wat zijn aandelen? In deze video een krote uitleg.

Zijn er vragen???

Maken opdrachten 

Je hebt 15 minuten de tijd voor het maken van 

opdrachten  5, 7 en 9

van paragraaf 2.1

Bespreken opdrachten 5, 7 en 9

Huiswerk volgende les

Maken opdrachten par 2.1:

5, 7, 9 en

10, 12, 17, 19 en 20

Heb je vragen over het huiswerk, mail mij dan!

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?

Je kunt de spaarmotieven benoemen.

Je kunt uitleggen wat nominale en reële rente is.

Je kunt voorbeelden van spaarvormen noemen.

Je kunt rekenen met enkelvoudige en samengestelde rente.

Je weet wat beleggen is, welke vormen er zijn en je weet welke risico's er zijn.

Probeer de volgende vragen te beantwoorden zonder het boek te gebruiken.

Wanneer is er sprake van 'rente op rente'?

1. variabele rente
2. vaste rente
3. enkelvoudige rente
4. samengestelde rente

Wat is beleggen?

1. investeren in een doel om geld te verdienen
2. met je geld obligaties kopen
3. met je geld aandelen kopen
4. Alle antwoorden (A/B/C) zijn goed

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?

Enkelvoudige rente

1. € 54
2. € 54,65
3. € 1.554
4. € 1.554,65

De winst bij beleggen noem je ...

1. Bedrijfswinst
2. Rendement
3. Dividend
4. Heffing

Welke spaarmotieven zijn er dus?

1. Sparen voor een doel
2. Sparen voor je pensioen
3. Sparen voor rente
4. Sparen uit voorzorg

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee
verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder
heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt
haar moeder.

Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?

1. van sparen voor een doel en sparen voor de rente
2. van sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
3. van sparen voor de rente en sparen uit voorzorg
4. van sparen uit voorzorg en voor een doel

Startbedrag: €250,-

€255,-

€262,50

261,25

2% rente

5% rente

4,5% rente

Wat is een vorm van beleggen?

1. Sparen op een spaarrekening
2. Kopen van aandelen
3. Kopen van exclusieve sneakers
4. Bitcoins

Startbedrag: €250,-

Relatief weinig risico

Relatief gemiddeld risico

Relatief veel risico

Sparen

Beleggen in obligaties

Beleggen in aandelen

Doelmotief

Vermogensmotief

Zekerheidsmotief

Bij beleggen in aandelen hoop je op...

1. Dividend
2. Obligaties
3. Rente
4. Koerswinst