Toets over hoofdstuk 7 paragraaf 7.1, 7.2, 7.3 & 7.4
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Toets hoofdstuk 7 Laat nog wat over
Toets over hoofdstuk 7 paragraaf 7.1, 7.2, 7.3 & 7.4
Slide 1 - Tekstslide
Wat is economische groei?
A
Groei van de inkomens in een land
B
Groei van de productie in een land
C
Groei van de hoeveelheid geld in een land
D
Groei van het aantal inwoners in een land
Slide 2 - Quizvraag
Geld dat de overheid vraagt van consumenten en producenten om milieuonvriendelijk gedrag af te remmen noem je:
A
milieuheffing
B
maatschappelijke baten
C
biologische productie
D
milieusubsidie
Slide 3 - Quizvraag
Voordelen van biologische producten zijn:
A
dat ze goedkoper zijn dan niet-biologische
B
dat ze gezonder zijn dan niet-biologische
C
dat bij de productie rekening werd gehouden met het milieu
D
dat het dierenwelzijn bij de productie goed geregeld is
Slide 4 - Quizvraag
als je door de bloemenbollenveld loopt is er sprake van:
A
maatschappelijke baten
B
maatschappelijke kosten
C
milieuschade
D
negatieve externe effecten
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van maatschappelijke baten
A
Joris heeft last van de rook die uit een fabriek komt
B
Joke fietst lang een boer en geniet van het uitzicht van een boerderij
C
De overheid controleert het water voor illegale lozingen.
Slide 6 - Quizvraag
Hierna staan twee uitspraken over de gevolgen van milieuheffingen en milieusubsidies: 1 Door milieuheffingen stijgen de inkomsten van de overheid en stijgen de kosten van bedrijven. 2 Door milieusubsidies stijgen de uitgaven van de overheid en stijgen de opbrengsten van bedrijven.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
beide uitspraken zijn juist
D
beide uitspraken zijn onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Noteer wat de energieheffing is.
A
een milieubelasting die het gas duurder maakt
B
een milieubelasting die het gas goedkoper maakt
C
een milieusubsidie die het gas duurder maakt
D
een milieusubsidie die het gas goedkoper maakt
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent duurzaam produceren?
A
Dat je nu in je behoefte kunt voorzien, maar ook denkt aan de toekomst.
B
Dat je geen afval meer aanbiedt.
C
Dat je zo min mogelijk vlees eet.
D
Dat je niet meer met de auto mag reizen.
Slide 9 - Quizvraag
Een inkrimping van Schiphol kan zowel positieve als negatieve externe effecten hebben. Twee uitspraken: I. Een negatief extern effect is dat Schiphol minder omzet zal maken. II. Een positief extern effect is dat omwonenden minder last van lawaai zullen hebben.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is juist
D
Beide zijn goed
Slide 10 - Quizvraag
Wat is geen negatief extern effect van schiphol?
A
vervuiling van de lucht
B
verbruik grondstoffen
C
werkgelegenheid
D
ontstaan afval
Slide 11 - Quizvraag
Bereken de stijging, groei, afname, daling in procenten. De formule is:
A
nieuw-oud : oud x 100=
B
(nieuw-oud):oud x 100=
C
(oud-nieuw) : 100=
D
(deel:geheel) x 100
Slide 12 - Quizvraag
In 2021 was je minimum loon € 1.092,- per maand. In 2022 is dat € 1.684,- Hoeveel procent is de stijging?
A
35,1%
B
35,2%
C
54,2%
D
54,1%
Slide 13 - Quizvraag
Met ingang van volgende maand gaat de accijns op sigaretten omhoog met € 1,- . De prijs van een pakje is nu € 6,70 Hoeveel procent is deze stijging van de oude prijs?