2CD3: Herhaling par. 2.3

2 oktober 2024
Wat: Proeftoets bespreken en herhaling par. 2.3
Wanneer: 09:20-10:10
Hoe: Gezamelijk/ Zelfstandig werken 
Klaar: Zelftest opdrachten en toets maken par. 2.3
HW: Voorbereiden toets par. 2.3


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2 oktober 2024
Wat: Proeftoets bespreken en herhaling par. 2.3
Wanneer: 09:20-10:10
Hoe: Gezamelijk/ Zelfstandig werken 
Klaar: Zelftest opdrachten en toets maken par. 2.3
HW: Voorbereiden toets par. 2.3


Slide 1 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van de les:
Kan je tekstdoelen benoemen
Opbouw van een tekst herkennen
Signaalwoorden herkennen die een tekstverband geven 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
instrueren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN tekstdoel?
A
verkennen
B
informeren
C
overtuigen
D
vermaken

Slide 5 - Quizvraag

Tekstdoelen

Een recensie van een film heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren

Slide 6 - Quizvraag

Stel dat je het tekstdoel moet bepalen voor het boze briefje?
Wat is dan het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
amuseren
D
activeren

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

In de laatste alinea staat nog nieuwe informatie. De tekst heeft dus....
A
een tweedeling
B
een driedeling

Slide 9 - Quizvraag

De tekstopbouw bestaat uit een driedeling.
De laatste alinea bestaat vaak uit een herhaling van de tekst.

Deze uitspraak is:
A
waar
B
niet waar
C
geen idee

Slide 10 - Quizvraag

Wat voor opbouw heeft een nieuwsbericht?
A
tweedeling
B
driedeling

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Wat zijn signaalwoorden?
A
woorden die aangeven wanneer je op moet passen.
B
woorden die laten zien hoe je ergens achter kan komen.
C
woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord.
D
woorden die laten zien wat zinnen of stukjes tekst met elkaar te maken hebben.

Slide 13 - Quizvraag

WAAR
 NIET
WAAR
Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.
Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.
Een tegenstelling geeft aan dat dingen hetzelfde zijn.

Slide 14 - Sleepvraag