Bezoek aan de tandarts.

• Begrijpend lezen
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 4

1.   Bezoek aan de tandarts.
2.   Kim moet naar de tandarts.
3.   Samen met haar ouders fietst ze naar de   praktijk.
4.   Nadat ze hun fietsen in het rek hebben gezet gaan ze naar binnen.
5.   Ze moeten nog even in de wachtkamer wachten.
6.   Kim_________ in een tijdschrift.
7.   Dan roept de tandarts dat ze mogen binnenkomen.
8.   Kim mag als eerste in de tandartsstoel zitten.
9. De tandarts kijkt in haar mond met een 

.

spiegeltje.

10.   Al haar tanden zien er netjes uit.

11.   Kim krijgt een balletje omdat ze goed heeft meegewerkt.

12.   Dan zijn haar ouders aan de beurt.

13.   Als iedereen geweest is gaan ze weer naar huis.

Waar moet Kim heen?

1. naar school
2. naar de winkel
3. naar opa en oma
4. naar de tandarts

Wat moet er op regel 6 worden ingevuld?

1. wacht
2. bladert
3. ziet
4. wandelt

Klik de zinnen aan die niet waar zijn.

1. Kim haar moeder ligt als eerste in de stoel.
2. De tandarts kijkt met een spiegeltje in Kim haar mond.
3. Kim heeft een paar gaatjes.
4. Kim krijgt een snoepje omdat ze goed heeft meegewerkt.

Met wie gaat Kim naar huis?

1. opa en papa
2. mama en papa
3. oma en mama
4. mama, papa en haar broertje.