Zorgvrager ‘volgen’: joinen (non-verbaal en verbaal)
Krachten benoemen, inzet opmerken & last erkennen
Pas in tweede instantie: ‘leiden’ via uitzonderingsvragen, doe-opdrachten, observaties, etc.
Slide 24 - Tekstslide
4. Het verkregen mandaat bepaalt de mogelijke
interventies
Hoe mandaat opbouwen?
Inleefoefeningen:
non-verbale communicatie
Slide 25 - Tekstslide
4. Het verkregen mandaat bepaalt de mogelijke
interventies
Wat is het aandeel non-verbale communicatie binnen onzecommunicatie?
illustratie
Slide 26 - Tekstslide
4. Het verkregen mandaat bepaalt de mogelijke
interventies
Hoe mandaat opbouwen?
Non-verbaal joinen
Armlengte afstand
Patiënt aankijken
Gelijke hoogte
Tien-voor-twee-positie
Slide 27 - Tekstslide
Oplossingsgericht?
- Hoe benoemt de hulpverlener zijn kwaadheid?
- Welke aanpak hielp hem niet?
- Welke aanpak hielp hem wel?
Slide 28 - Tekstslide
Oplossingsgericht?
- Gaat de hulpverlener oplossingsgericht te werk?
- Welke oplossingsgerichte vragen zou je (nog) kunnen
stellen?
Fragment 9:30
Slide 29 - Tekstslide
Gras groeit niet door er aan te trekken.
Slide 30 - Tekstslide
4 vragen om ons te gidsen
1. Is er een probleem of beperking en is er een oplossing?
2. Is er een hulpvraag?
3. Is er een werkbare hulpvraag?
4. Zijn er bruikbare hulpbronnen aanwezig?
Slide 31 - Tekstslide
1. Is er een probleem of beperking?
Wat is het verschil tussen een probleem en een beperking?
Slide 32 - Tekstslide
1. Is er een probleem of beperking?
Beperking: vb autisme --> leren mee omgaan
Probleem: concreet gedrag --> kan opgelost worden
Respectvol hulp bieden: aandacht voor impliciete boodschappen
Joinen: benoemen van het positieve
relatie zv-hv: cliënt/patiënt als expert in het eigen leven
--> bevragen wat ze al geprobeerd hebben als oplossing
Slide 33 - Tekstslide
Joinen
Slide 34 - Tekstslide
2. Is er een hulpvraag?
Meestal vanuit de ouders (bij zorg bij kinderen)
Conditie: beide ouders dienen op hetzelfde spoor te zitten
--> het gemeenschappelijke benoemen
Geformuleerde doelen: concreet gedrag opstellen van gedragsexperimentjes en pronostieken
Slide 35 - Tekstslide
3. Is er een werkbare hulpvraag?
Rol hulpverlener: induceren van een werkbare hulpvraag;
door cliënt/patiënt soms vaag geformuleerd,
vb ‘ik ben depressief’
Werkbare hulpvraag: formuleren van concrete doelstellingen, te zien in concreet gedrag (positief geformuleerd)
Slide 36 - Tekstslide
Wat zijn jouw 'resources', krachtbronnen?
Bedenk per twee: wat doe je om te ontspannen na een lastige dag, waarvan kun je genieten, met wie ...?
Slide 37 - Tekstslide
4. Zijn er bruikbare hulpbronnen/resources
aanwezig?
Zijn al aanwezig, maar de zv is er zich meestal niet van bewust
begeleiden naar het ontdekken ervan
Vragen naar ‘uitzonderingen’, geeft steeds al een zicht op (gedeeltelijk) aanwezige oplossingen; symptomen zijn er niet dag en nacht, van 1/01 tot 31/12
Slide 38 - Tekstslide
4. Zijn er bruikbare hulpbronnen/resources
aanwezig?
Meestal geeft een zorgvrager zelf aan wanneer het probleemgedrag minder aanwezig is; dit zijn cadeautjes voor de hulpverlener… hij/zij dient ze alleen maar te zien
Valkuil van de overijverige hulpverlener: aandraven met
eigen oplossingen vanuit het theoretisch kaderDit werkt écht niet!
Slide 39 - Tekstslide
Bruikbare tool
graadschaal
uitzonderingsvragen
Slide 40 - Tekstslide
Bruikbare tool
Slide 41 - Tekstslide
Bruikbare tool
Slide 42 - Tekstslide
Bruikbare tool
Slide 43 - Tekstslide
Bruikbare tool
Slide 44 - Tekstslide
Bruikbare tool
Slide 45 - Tekstslide
Bruikbare tool
Wondervraag
Slide 46 - Tekstslide
Bruikbare tool
Wondervraag:
- spreekt de verbeelding aan - stimulerende en uitnodigende vraag - geeft een schat aan informatie waarmee de zv en hv aan de
slag mee kunnen gaan - belemmerende en negatieve overtuigingen geraken op de achtergrond
en oplossingen/gedragsalternatieven komen op de voorgrond