23-24 herhaling

23-24 herhaling Rousseau/Mill
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

23-24 herhaling Rousseau/Mill

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Aan de slag
  1. Pak je leerdoelenchecklist
  2. Kies het leerdoel waar je mee aan de slag gaat
  3. Bepaal je actie (eerst zelf)
  4. Ga aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Vandaag:
  • begrippen ethiek en antropologie
  • zelf aan de slag

Maandag:
  • herhaling Mill en Rousseau
  • gezamenlijk examenopgave 

Dinsdag:
  • uitloop, wvttk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Bepaal je actie (eerst zelf)
Reproductie
- quizlet oefenen
- quiz maken lessonup
- ET uitwerken en checken
- lessonups doorlopen
- hoofdstuk teruglezen
- begrippen leren
- puzzelopdrachten bekijken
- uitleg vragen

Toepassing
- werkboekopdr maken/checken (terugblikopdrachten!)
- lessonups doorlopen/maken
- SO’s maken/checken
- examenopgaven maken 
- uitleg vragen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Examenvraag
  1. Bekijk/bestudeer de filosoof die je wilt herhalen. Maak gebruik van lessonup, het boek, je aantekeningen (vraag om uitleg op die punten die niet helder zijn.) 
  2.  Lees de examenvraag over deze filosoof.                                          - Noteer de begrippen die je moet gebruiken of uitleggen.         - Noteer de opvattingen die je moet gebruiken of uitleggen. Zorg dat je deze begrippen en opvattingen helder hebt voor jezelf.
  3. Maak de vraag op papier.  

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Vandaag
  1. Bestudeer je toets met het antwoordmodel
  2. Noteer welke eindtermen nog aandacht nodig hebben. Wees concreet!
  3. Geef aan wat je best geformuleerde antwoord is op de toets en wat je slechtst geformuleerde antwoord is. Schrijf vervolgens welke les je hieruit kan halen voor jezelf.
  4. Definitievragen op het examen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Vraag 14
Voor: Moet kunnen want de koning, premier, God, profeet, je mag ze in vrijheid aanbidden en in vrijheid grappen over maken. Ieder kiest en vult het voor hunzelf in. Prima!
Tegen: Men kan zich erg beledigd voelen als hun God profeet of religie wordt beledigd. Omdat het een stukje van hun identiteit is.
Wat is goed? Wat kan beter?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Vraag 14
Voor: een grappige spotprent kan een sfeer in de klas verbeteren.
Tegen: een spotprent kan offensief zijn voor verschillende minderheden en kan ook situaties maken waar deze gespotte minderheden worden gepest.
Wat is goed? Wat kan beter?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Vraag 14
In Nederland hebben we vrijheid van meningsuiting iedereen mag uiten wat die vindt en door die in de klas op te hangen laat je dat ook zien aan de leerlingen.
Door zo'n spotprent in de klas op te hangen kan het mensen kwetsen en misschien zelfs oproepen tot geweld in de klas dus is het niet slim om dat te doen. Die spotprent veroorzaakt dan alleen problemen.
Wat is goed? Wat kan beter?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Definitievragen, vooronderstelling en implicaties
  • Definitie: betekenis van x (volgens ....)

  • Vooronderstelling:                                 een aanname, iets waar je vanuit gaat

  • implicatie: gevolg van deze definitie
Voorbeeld
Def: mens is een schepping van God
Voor.: God bestaat, de mens bestaat, de mens kan kennis hebben van God, God heeft scheppingskracht
Impl.: je moet God eren, wie God niet erkent, erkent de schepping niet, andere scheppingsverhalen accepteer je niet, etc.

Slide 10 - Tekstslide

Vrijheid=
- leven in een samenleving volgens de plek die in overeenstemming is met je ziel (Plato)
- beschermd worden van de staat
- inspraak in bestuur (Mill, Gutmann, Rousseau)
- vrijheid als mogelijkheid jezelf te ontplooien (Mill)
- vrije uitwisseling van gedachten (Mill)
- beschermd worden tegen onderdrukking (Rousseau, Parekh) 
- je eigen waarden kunt scheppen en volgen (Nietzsche)
Aan de slag
Definitievragen, vooronderstelling en implicaties
Welke definities van democratie kunnen we geven?

Slide 11 - Tekstslide

Democratie = 
- inspraak door stemmen op vertegenwoordigers
- vrije competitie om stemmen en macht
- beslissen op basis van overleg met verschillende groepen mensen
- relativistische wereldbeschouwing  en het meerderheidsbeginsel
- vrije gedachtenwisseling en zelfcorrigerend vermogen
Aan de slag
Bijvoorbeeld:

Democratie =
  • inspraak door stemmen op vertegenwoordigers (Mill)
  • vrije competitie om stemmen en macht (Schumpeter)
  • beslissen op basis van overleg met verschillende groepen mensen (Gutmann/Habermas)
  • relativistische wereldbeschouwing en het meerderheidsbeginsel (Kelsen)
  • vrije gedachtenwisseling en zelfcorrigerend vermogen (Van den Bergh)
Definitievragen, vooronderstelling en implicaties

Slide 12 - Tekstslide

Democratie = 
- inspraak door stemmen op vertegenwoordigers
- vrije competitie om stemmen en macht
- beslissen op basis van overleg met verschillende groepen mensen
- relativistische wereldbeschouwing  en het meerderheidsbeginsel
- vrije gedachtenwisseling en zelfcorrigerend vermogen
Aan de slag
Definitievragen, vooronderstelling en implicaties

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Bijvoorbeeld:

Vrijheid =
  • even in een samenleving volgens de plek die in overeenstemming is met je ziel (Plato)
  • beschermd worden van de staat (liberalisme, Nozick)
  • inspraak in bestuur (Mill, Gutmann, Rousseau)
  • vrijheid als mogelijkheid jezelf te ontplooien (Mill)
  • vrije uitwisseling van gedachten (Mill)
  • beschermd worden tegen onderdrukking (Rousseau, Parekh)
  • je eigen waarden kunt scheppen en volgen (Nietzsche)
Definitievragen, vooronderstelling en implicaties

Slide 14 - Tekstslide

Democratie = 
- inspraak door stemmen op vertegenwoordigers
- vrije competitie om stemmen en macht
- beslissen op basis van overleg met verschillende groepen mensen
- relativistische wereldbeschouwing  en het meerderheidsbeginsel
- vrije gedachtenwisseling en zelfcorrigerend vermogen
Aan de slag
Definitievragen, vooronderstelling en implicaties

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Definitievragen, vooronderstelling en implicaties

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies