Gesprekken Voeren

For today:
- examen planning 
- Informatie gesprekken voeren.
- Examen gesprekken voeren => wat te verwachten

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

For today:
- examen planning 
- Informatie gesprekken voeren.
- Examen gesprekken voeren => wat te verwachten

Slide 1 - Tekstslide

Examen planning Engels
Periode 3
  • Periode 3: Gesprekken voeren examen- Datum volgt
  • Vertraagde week periode 3: Inhalen herkansen lees en luister examen
  • Periode 4: Spreken- Presentatie examen
  • Eind periode 4: Afronden beroepsgerichte examens- Klaar met Engels!

Slide 2 - Tekstslide

Niveau 3 doen?

  • Beroepsgerichte examens neem je mee naar niveau 3.

Slide 3 - Tekstslide

Niveau 4 doen?
Geef dit aan per mail bij je coach en Engels docent.
  • Je mag dit jaar nog starten met generiek Engels examens
  • Beroepsgerichte examens neem je mee naar niveau 4

Slide 4 - Tekstslide

Waarop word je beoordeeld?
GESPREKKEN VOEREN EXAMEN
  • - Inhoud
  • - Woordenschat
  • - Grammaticale correctheid
  • - Vloeiendheid
  • - Uitspraak
  • - Interactie


Slide 5 - Tekstslide

Inhoud
  • werkgerelateerde discussie met een klasgenoot 
  • beschrijven van situaties op het werk
  • vragen terug stellen bij het helpen van een klant

Slide 6 - Tekstslide

Short B1 conjunction/signal word quiz

Slide 7 - Tekstslide

We will arrive at 8.00 ___ our train is late.
A
so
B
unless
C
and

Slide 8 - Quizvraag

You can play Fortnite ___ you finish your chores.
A
if
B
because
C
and

Slide 9 - Quizvraag

Nordic countries ___ Sweden still have a lot of Viking burial sites scattered across the countryside.
A
because
B
such as
C
but

Slide 10 - Quizvraag

He has lived in The Hague ___ 2010.
A
since
B
however
C
despite

Slide 11 - Quizvraag

"The tv is broken, (...) someone threw a rock at it."
A
That's why
B
Because
C
Therefore
D
And

Slide 12 - Quizvraag

Bereik en beheersing woordenschat
-  Een goede woordenschat om zich te uiten over dagelijkse onderwerpen (bijv. familie, wonen, vrijetijdsbesteding, dagelijks werk en interesses). 
Eenvoudige voorzetselcombinaties(bijv. walking to, waiting for, to believe in) zijn meestal correct.
- Je gebruikt voorzetsels (bijv. on, to, for, in, with) vrijwel altijd correct, ook in complexe combinaties (bijv. prior to, feeling towards, on behalf of, thanks to, regardless of). 

Slide 13 - Tekstslide

Short B1 vocabulary quiz
These words you need to know when you are on this level.

Slide 14 - Tekstslide

Are you going to___for a job in the new company?
A
promote
B
work
C
resign
D
apply

Slide 15 - Quizvraag

My in-laws ___us some money so that we could renovate the kitchen.
A
owed
B
borrowed
C
lent
D
owned

Slide 16 - Quizvraag

How fantastic! My son's just been
A
unemployed
B
fired
C
sacked
D
promoted

Slide 17 - Quizvraag

Vloeiendheid
- Je hebt soms nog pauzes, maar je bent goed te volgen.
- Je hebt soms nog pauzes, maar kan zonder hulp verdergaan
- Het spreektempo is gelijkmatig, met weinig pauzes

Slide 18 - Tekstslide

Grammatica
- Woordvolgorde correct (wie doet wat waar wanneer)
- Werkwoordsvormen correct (maakt ook gebruik van past simple, present en past perfect, present en past cont. en future simple)
- Juist gebruik van lidwoorden, bijv. naamwoorden, bijwoorden en voorz-woord combinaties (at school, I play  football at en niet by)

Slide 19 - Tekstslide

Short B1 grammar quiz
These grammar components you need to know when you are on this level.

Slide 20 - Tekstslide

Everyone know that___cats like fish. It's difficult to find one which doesn't.
A
a
B
an
C
the
D
__

Slide 21 - Quizvraag

The mission didn't take as long ___they thought.
A
than
B
that
C
so
D
as

Slide 22 - Quizvraag

If I ___tomorrow's exam, I'll retake it next week.
A
fail
B
failed
C
will fail
D
would fail

Slide 23 - Quizvraag

The meat has to ____today or it'll go off.
A
be ate
B
eat
C
be eaten
D
being eaten

Slide 24 - Quizvraag

Uitspraak
- Duidelijk, verstaanbaar met Ned. accent, boodschap moet overkomen. 
Je mag af en toe fouten maken in de uitspraak bij niet alledaagse woorden.
- Je hebt heldere, natuurlijke uitspraak en intonatie.
- Je bent goed te volgen.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Noem 2 foutjes in de uitspraak bij Louis van Gaal.

Slide 27 - Open vraag

Afstemming taalgebruik op doel en publiek
Je gebruikt de belangrijkste beleefdheidsconventies (bijv. thank you for shopping here, is there anything else I can help you with?, I hope to see you soon, have a nice day) correct.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Interactie gesprekken
Je kan het gesprek beginnen of beëindigen en gaande houden.
 (bijv. verheldering vragen, begrippen redelijk kunnen omschrijven of wisselen van communicatietactiek)om de communicatie in stand te houden.
Je gebruikt complexere strategieën (bijv. om feedback vragen, begrippen omschrijven op basis van kenmerken, vergissingen corrigeren op aangeven van de gesprekspartner) om de communicatie in stand te houden en te stimuleren.
Je gebruikt complexere strategieën (bijv. zoals fouten corrigeren die tot onbegrip leiden, variëren in formulering, tijd winnen door standaardzinnen te gebruiken of vervolgvragen stellen ter verduidelijking)
Voorbeeld: could you be more specific? / sorry but I don't quite follow you/ what do you think? I'm afraid you're mistaken, in other words/ could you rephrase that?

Slide 30 - Tekstslide

Coherentie
  • Zorg voor samenhang in het gesprek.
  • Je verbindt zinnen met elkaar middels conjunctions/linking words.

Slide 31 - Tekstslide

Voegwoorden: gebruik

Als je twee zinnen aan elkaar plakt, verandert de woordvolgorde niet (zoals in het Nederlands vaak wel):

He saved his money for a car because 
he wanted to buy a new one.
Hij spaarde voor een auto, omdat
hij een nieuwe wilde kopen.

Slide 32 - Tekstslide

He needs help ... he doesn't understand maths.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

Slide 33 - Open vraag

Guests can choose rock ... techno in this room.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

Slide 34 - Open vraag

She was fixing the car ... he was doing the dishes.
Kies uit: and / because / but / or / so / while

Slide 35 - Open vraag

Waar moet je aan voldoen?
A2 gesprekken voeren: Ik kan de meeste situaties aan die zich kunnen voordoen tijdens een een situatie op het werk in de winkel. je kunt   deelnemen aan een spontaan gesprek over onderwerpen die vertrouwd zijn, of mijn persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby's, werk, reizen en actuele gebeurtenissen).

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Gesprek over werkervaring
  • In tweetallen
  • Bekijk de lijst met vragen
  • Stel aan elkaar vragen uit de lijst
  • Ga in gesprek over elkaars werkervaringen

Slide 38 - Tekstslide

Gesprek over werkervaring
Let op de volgende dingen:
- Zorg dat je het gesprek begint met groeten.
- Zorg ervoor dat je het gesprek ook netjes afsluit dmv. een groet (niet te amicaal zoals "Laters of see ya"!)
- Als een vraag niet duidelijk is, vraag om duidelijkheid ( I don't really understand, could you give an example of If I'm correct, you said (that)....)
-Gebruik zo min mogelijk Nederlandse woorden.  Als je een woord niet weet, probeer het te omschrijven. 

Slide 39 - Tekstslide

Next Lesson
Oefenen gesprekken voeren

Slide 40 - Tekstslide