Je weet wat een uitslag van een driedimensionaal figuur is.
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling vorige les:
Slide 3 - Tekstslide
Lijnen
Tekeningen en figuren bestaan uit lijnen. Lijnen kunnen evenwijdig aan elkaar lopen. De afstand tussen twee evenwijdige lijnen is overal even groot. Een ander woord voor evenwijdig is parallel.
Zie blz. 39
Slide 4 - Tekstslide
Loodrecht en rechte hoek
Twee lijnen kunnen loodrecht op elkaar staan. De hoek tussen deze twee lijnen noem je een rechte hoek. Je kunt deze hoek aangeven met het rechtehoekteken (L).
Slide 5 - Tekstslide
Tweedimensionale figuren
Slide 6 - Tekstslide
Tweedimensonale figuren zijn platte figuren.
Ze hebben twee dimensies:
een lengte en een breedte.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Opdrachten
Maak opdracht 6, 7, 8 en 10
Opdracht 9 doen we klassikaal.
Iedereen krijgt een passer en een geodriehoek.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Ze hebben drie dimensies:
een lengte, een breedte en een hoogte.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Opdrachten
Maak opdracht 11, 12, 13 en 14
Slide 19 - Tekstslide
Uitslagen.
Slide 20 - Tekstslide
Belangrijk begrip
Uitslag: Een uitslag van een driedimensionale figuur is een bouwplaat van die figuur zonder plakrandjes