Opstellen van zouten

Opstellen van zoutformules
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeNatuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opstellen van zoutformules

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw van zouten
Vaste zouten hebben een kristalrooster.

Naam zout:
eerst metaal, dan niet-metaal
Natrium-Chloride (rationeel)
keukenzout (triviaal)

Slide 2 - Tekstslide

10.1 Zouten: eigenschappen van zouten 
Dus zouten hebben de volgende eigenschappen:
  • Zouten zijn opgebouwd uit positieve en negatieve ionen
  • Zouten hebben een kristalrooster
  • Zouten zijn bij kamertemperatuur vast
  • Zouten hebben hoge smeltpunten
  • Gesmolten en opgelost geleiden zouten stroom
  • vaste zouten geleiden geen stroom
  • de totale lading van een zout is nul


Slide 3 - Tekstslide

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
Door het afstaan van een elektron raakt het natriumatoom 1 positief geladen.
Door het opnemen van een elektron raakt het chlooratoom 1 negatief geladen.
K-schil
proton
neutron
atoomkern
elektron
Cl
natriumchloride
ion
Cl1-

Slide 4 - Sleepvraag





Wat moet op de lege plek ingevuld worden?
element
atoomnr.
protonen
elektronen
neutronen
Mn4+
25
25
16
A
25
B
29
C
21
D
41

Slide 5 - Quizvraag

Een bepaald goud-ion bevat 76 elektronen,
79 protonen en 118 neutronen.

Wat is de lading van dit goud-ion?
A
1+
B
4+
C
3+
D
2+

Slide 6 - Quizvraag

Zouten zijn altijd ______ bij kamertemperatuur.

Wat moet op de lege plek ingevuld worden?
A
vloeibaar
B
opgelost
C
gasvormig
D
vast

Slide 7 - Quizvraag

Positief ion
Negatief ion
Sleep de zinnen naar de juiste locatie.
Elektronen opnemen geeft een
Elektronen afstaan geeft een
Metaalatoom vormt een
Een niet-metaalatoom vormt een

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep de ionen naar de juiste locatie.
 CO32-
PO43-
OH-
NH4⁠+
NO3-
nitraat-ion
ammonium-ion
hydroxide‑ion
 fosfaat-ion
carbonaat-ion

Slide 9 - Sleepvraag

Welke ladingen kan een ijzerion hebben?
(Binas 40A)

(20 s)
A
1+, 2+
B
2+, 3+
C
1+, 3+
D
2+, 4+

Slide 10 - Quizvraag

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 1:

  1. magnesiumchloride
  2.       Mg2+       Cl-     
  3.         2+             1-
  4.          1       :                                                                          
  5.   ( Mg2+ ) 1    ( Cl )2                                                         
  6.    Mg2+ ( Cl- )2
  7.   Mg Cl 2

Slide 11 - Tekstslide

Opstellen zoutformule:

  1. noteer naam van het zout
  2. zet de ionen in symbolen
  3. zet de lading van de ionen eronder
  4. zet de verhouding eronder. de totale lading moet nul zijn
  5. schrijf de verhoudingsformule op, gebruik haakjes. Aantallen noteer je rechtsonder
  6. laat het cijfer 1 weg, kijk of de haakjes nodig zijn. schrijf de formule op
  7. schrijf de zoutformule op zonder lading


Voorbeeld 2:

  1. aluminiumsulfaat
  2.       Al3+       SO42-     
  3.         3+             2-
  4.         2       :       3                                                                    
  5.   ( Al3+ )2    ( SO42-  )3                                                     
  6.    Al3+ 2        ( SO42- )3  
  7.    Al2 ( SO4 )3  

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste verhoudingsformule van nikkel(II)jodide ?
(20 s)
A
Ni2I2
B
Ni2I
C
NiI2
D
NiI

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste verhoudingsformule van zinkhydroxide ?
(20 s)
A
Zn2 (OH)2
B
Zn2OH
C
Zn (OH)2
D
ZnOH

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent (III) in ijzer(III)oxide?
A
er zijn 3 ijzerionen
B
er zijn 3 oxide-ionen
C
de lading van Fe is 3+
D
de lading van oxide is 3-

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste verhoudingsformule van kaliumoxide ?
A
K2O2
B
K2O
C
KO2
D
K O

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste verhoudingsformule van lood (IV) oxide ?
A
Pb2 O2
B
Pb2 O
C
Pb O2
D
Pb O

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste verhoudingsformule van calciumfosfaat ?
A
Ca3(PO4)2
B
Ca(PO4)3
C
Ca2(PO4)3
D
Ca3PO42

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste naam van het zout FeO?

Tip: kijk naar de lading van oxide om te weten wat de lading van het ijzerion moet zijn
A
ijzeroxide
B
ijzer(II)oxide
C
ijzerdioxide
D
di-ijzeroxide

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste verhoudingsformule van tin(II)jodide ?
A
Sn2I2
B
Sn2I
C
SnI2
D
SnI

Slide 20 - Quizvraag