2- oefentoets woordenschat/grammatica K1 + K2 + werden

Oefentoets
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Typ-tip
ß = alt (rechts van de spatiebalk) + s

Slide 2 - Tekstslide

die Zahlen / de getallen (K1 und K2)

vertaal de getallen in het Duits.

Slide 3 - Tekstslide

Meine Schwester wird morgen ________ Jahre alt. (vijftien)

Slide 4 - Open vraag

Meine Cousine hat ________ Hunde! (zeven)

Slide 5 - Open vraag

Wir haben _______ Euro gefunden (dertig).

Slide 6 - Open vraag

zesendertig

Slide 7 - Open vraag

tweeënveertig

Slide 8 - Open vraag

negenenzeventig

Slide 9 - Open vraag

honderdduizend

Slide 10 - Open vraag

vijfentwintig

Slide 11 - Open vraag

Wörter Kapitel 2
Lernliste: Niederländisch - Deutsch

Slide 12 - Tekstslide

Darf ich mich ________ (voorstellen)

Slide 13 - Open vraag

Hast du ________ (broers en zussen)

Slide 14 - Open vraag

Ich finde Sara ______ (knap)

Slide 15 - Open vraag

________ kommen mit uns mit. (de jongens)

Slide 16 - Open vraag

Wie heißt dein ________ (stiefvader)

Slide 17 - Open vraag

Mila und Ella sind _______ (vriendinnen)

Slide 18 - Open vraag

Meine _______ spielt auch Tennis (nicht)

Slide 19 - Open vraag

Haben Sie ________ Frau Weber? (kinderen)

Slide 20 - Open vraag

Wörter Kapitel 2
Lernliste Deutsch - Niederländisch

Slide 21 - Tekstslide


Kann dein Vater ohne Auto leben?

Slide 22 - Open vraag


Was siehst du dort ?

Slide 23 - Open vraag


Wir gratulieren dir zum Geburtstag.

Slide 24 - Open vraag


Die Zahl der Kinder an unserer Schule ist gestiegen.

Slide 25 - Open vraag

Ist das wahr? - Ja das kann...
A
Handy
B
mögen
C
stimmen
D
Viertel

Slide 26 - Quizvraag

Hast du diese App auf deinem...
A
Handy
B
mögen
C
stimmen
D
Viertel

Slide 27 - Quizvraag

Was esst ihr am liebsten? - Wir ... Pommes
A
wichtig
B
schlau
C
quatschen
D
mögen

Slide 28 - Quizvraag

Ein ... der Klasse wohnt in Leek, der Rest wohnt weiter weg.
A
Zahl
B
Viertel
C
Geschenk
D
gern

Slide 29 - Quizvraag

Grammatik Kapitel 1
Vul het juiste Duitse persoonlijke voornaamwoord  + de bijbehorende vorm van 'sein' in.

Slide 30 - Tekstslide

(wij zijn) _________ oft zusammen.

Slide 31 - Open vraag

(Zijn jullie) _________ in Bern?

Slide 32 - Open vraag

(Jij bent) _________ mein bester Freund.

Slide 33 - Open vraag

(Het is) ________ kalt hier.

Slide 34 - Open vraag

Grammatik Kapitel 2
Vul het juiste Duitse persoonlijke voornaamwoord + de bijbehorende vorm van 'haben' in.

Slide 35 - Tekstslide

(Heb jij) _______ Haustiere?

Slide 36 - Open vraag

(Ik heb) ________ zwei Brüder.

Slide 37 - Open vraag

(Lisa heeft) _____ viele Cousins.

Slide 38 - Open vraag

(Hij heeft) ______ die Geschenke.

Slide 39 - Open vraag

(Hebben jullie) _________ ein großes Haus?

Slide 40 - Open vraag

Grammatik
Vul de juiste vorm van 'werden' in.

Slide 41 - Tekstslide

Martin _______ morgen 15 Jahre alt.

Slide 42 - Open vraag

_____ ihr nicht langsam müde (moe) ?

Slide 43 - Open vraag

Anna will später Ärztin ______.

Slide 44 - Open vraag

______ du die Rechnung bezahlen?

Slide 45 - Open vraag

Ich _______ Dienstag eine Deutscharbeit schreiben.

Slide 46 - Open vraag

Wir _______ einen Krankenwagen (ambulance) schicken.

Slide 47 - Open vraag

Slide 48 - Tekstslide