Keuzedeel Booglassen les 2

Keuzedeel Booglassen les 2
                  MAG-lassen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Keuzedeel Booglassen les 2
                  MAG-lassen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is MAG-lassen?
Vertel in je eigen woorden.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Introductie MAG-lassen

  • MAG-lassen = Metaal Actief Gas lassen.
  • Een elektrode en toevoegmateriaal worden door de lastoorts gevoerd.
  • Voordelen: breed inzetbaar, snel, goedkoop, geschikt voor robots.
  • Nadelen: lastig buiten te gebruiken, omvangrijke apparatuur, lasspetters.

Slide 3 - Tekstslide

Bij MAG-lassen gebruiken we een elektrisch booglasproces waarbij lasdraad continu wordt toegevoegd. De lasdraad dient zowel als elektrode als toevoegmateriaal. Een plasmaboog zorgt ervoor dat het werkstuk en de draad smelten. Het actieve beschermgas beschermt het smeltbad tegen zuurstof, waardoor het niet verbrandt. Deze methode is snel, veelzijdig en geschikt voor diverse staalsoorten. Een nadeel is dat de apparatuur groot is en lassen buiten lastig wordt door wind.
Beschermgas

  • Beschermgas: actief gas (bv. CO2 of mengsel van Argon en CO2).
  • Beschermt het smeltbad tegen zuurstof.
  • CO2 beïnvloedt de kwaliteit van de las.

Slide 4 - Tekstslide

Het actieve beschermgas in MAG-lassen, zoals CO2 of een mengsel van Argon en CO2, speelt een cruciale rol. Het beschermt het smeltbad tegen invloeden van de omringende lucht. CO2 reageert met het smeltbad, wat zowel invloed heeft op de kwaliteit als de eigenschappen van de las. Hierdoor wordt MAG-lassen ook wel CO2-lassen genoemd. Dit beschermgas bepaalt mede de sterkte en duurzaamheid van de lasverbinding.
MAG-installatie

Bestaat uit:
  • Stroombron.
  • Draadaanvoermechanisme.
  • Slangenpakket met laspistool.
  • Gasfles met drukregelaar.

Slide 5 - Tekstslide

De MAG-installatie bestaat uit vier hoofdonderdelen:

Stroombron: Zorgt voor gelijkstroom en een veilige lasspanning.
Draadaanvoermechanisme: Voert de lasdraad van de haspel naar de toorts.
Slangenpakket met laspistool: Transporteert draad, gas en stroom naar de lastoorts.
Gasfles met drukregelaar: Bevat het beschermgas en reguleert de druk voor een constante gastoevoer.
Deze onderdelen werken samen om het lasproces nauwkeurig en veilig te laten verlopen.
Stroombron

  • Zet wisselstroom om in gelijkstroom.
  • Zorgt voor veilige spanning en instelbare stroomsterkte.
  • Bepaalt de lasstroom via draadaanvoersnelheid.

Slide 6 - Tekstslide

Bij MAG-lassen is gelijkstroom nodig. De stroombron zet wisselstroom om in gelijkstroom met behulp van een transformator en gelijkrichter. Dit verlaagt de spanning tot een veilig niveau en maakt het mogelijk de stroomsterkte te regelen. De snelheid van de draadaanvoer bepaalt de hoeveelheid lasstroom. Op de stroombron zitten aansluitingen voor de las- en werkstukkabels
Draadaanvoermechanisme

  • Lasdraad wordt door transportrollen van een haspel naar de lastoorts gevoerd.
  • Snelheid is regelbaar voor een constante toevoer.

Slide 7 - Tekstslide

De lasdraad wordt van een haspel gehaald en via een transportmechanisme naar de lastoorts geleid. Transportrollen zorgen voor een constante toevoer door het slangenpakket. De snelheid kan worden ingesteld, wat invloed heeft op de stroomsterkte en de laskwaliteit. Bij een te hoge snelheid kan de draad gaan stotteren of de boog onregelmatig worden.
Slangenpakket met laspistool

  • Voert stroom, lasdraad, en beschermgas naar de toorts.
  • Toorts bevat:
  • Schakelaar voor stroom en draadaanvoer.
  • Gasmondstuk voor gelijkmatige gasverdeling.

Slide 8 - Tekstslide

Het slangenpakket transporteert de lasdraad, de stroom, en het beschermgas van de stroombron en gasfles naar de lastoorts. In de toorts vindt stroomoverdracht plaats via een contactbuisje.
De handgreep van de toorts heeft een schakelaar om het lassen te starten of te stoppen.
Het gasmondstuk verdeelt het beschermgas gelijkmatig rond de plasmaboog.

Gasfles met drukregelaar

  • Gasmengsel: 80-85% Argon en 20-15% CO2.
  • Drukregelaar verlaagt flesdruk naar werkdruk.
  • Gasverbruik wordt gemeten in liters per minuut.

Slide 9 - Tekstslide

De gasfles bevat een mengsel van Argon (80-85%) en CO2 (15-20%), dat onder hoge druk (max. 200 bar) wordt opgeslagen.

De drukregelaar verlaagt de druk naar werkdruk en zorgt voor een constante gasstroom.
Het gasverbruik wordt weergegeven in liters per minuut op de stromingsmeter.
Dit gasmengsel beschermt het smeltbad en zorgt voor een goede las. Het controleren van de gasdruk en stroming is essentieel voor een stabiele lasboog.
Lasdraad

Belangrijke functies:
  • Toevoegmateriaal.
  • Stroomoverdracht.
  • Juiste draadaanvoersnelheid voorkomt onregelmatigheden.

Slide 10 - Tekstslide

De lasdraad is een belangrijk onderdeel van het MAG-lassen. Het vervult twee functies:

Toevoegmateriaal: Smelt in de boog en wordt een deel van de las.
Elektrode: Voert stroom over naar het smeltbad.
De juiste draaddiameter en draadaanvoersnelheid zijn cruciaal om een goede las te krijgen. Te snel of te langzaam kan leiden tot defecten zoals spatten, grove druppels of een poreuze las.
Draadaanvoersnelheid

  • Hoge snelheid: diepe inbranding, meer spatten.
  • Lage snelheid: grove druppels, poreuze lassen.

Slide 11 - Tekstslide

De snelheid van de draadaanvoer bepaalt de stroomsterkte en de laskwaliteit:

Hoge snelheid: Zorgt voor diepe inbranding en een hoge lasrups, maar kan stotteren of meer spatten veroorzaken.
Lage snelheid: Kan leiden tot grove druppels, onregelmatigheden en een minder sterke las.
Het geluid tijdens het lassen geeft aanwijzingen: een constant sissend geluid betekent dat de snelheid goed is
Uitsteeklengte

  • Lengte van draad uit contactbuis.
  • Grote lengte: minder stroom, minder inbranding.

Slide 12 - Tekstslide

De uitsteeklengte is de afstand tussen de contactbuis en het smeltbad. Een korte uitsteeklengte betekent meer stroom en warmte, wat zorgt voor betere inbranding.

Lange uitsteeklengte: Minder stroom en minder warmte, wat kan leiden tot een zwakke, poreuze las.
Het is belangrijk om de uitsteeklengte constant te houden tijdens het lassen.
Contactbuisafstand

  • Afstand tussen contactbuis en werkstuk (~12 mm).
  • Gelijkmatige afstand = betere las.
  • Speciale tang voor onderhoud.

Slide 13 - Tekstslide

De contactbuisafstand is de ruimte tussen de contactbuis en het werkstuk, meestal rond 12 mm.

Een constante afstand zorgt voor een gelijkmatige las.
Door de afstand te variëren kun je de warmte-inbreng beïnvloeden.
Onderhoud van de contactbuis is cruciaal: gebruik een speciale tang om lasspetters te verwijderen en de draad te knippen. Dit voorkomt storingen.
Genormaliseerde lasposities

  • Lasposities volgens NEN-EN 287-1:
  • Hoeklassen: 1F, 2F, 3F, 4F.
  • V-lassen: 1G, 2G, 3G, 4G, 5G, 6G.
  • Gebruik van pijpen met verschillende hoeken.

Slide 14 - Tekstslide

Bij MAG-lassen gebruiken we genormaliseerde lasposities volgens de NEN-EN 287-1-norm. Dit maakt lassen overzichtelijk en gestandaardiseerd.

Hoeklassen: Bijvoorbeeld 1F (onder de hand) of 4F (boven het hoofd).
V-lassen: Bijvoorbeeld 1G (horizontaal) of 6G (in pijp onder 45°).
Elke positie vraagt om specifieke technieken en vaardigheden.
Samenvatting
  • MAG-lassen: elektrisch booglasproces.
  • Lasdraad: toevoegmateriaal én elektrode.
  • Beschermgas: CO₂ of gasmengsel, voorkomt oxidatie.
  • Voordelen: snel, veelzijdig, geschikt voor robots.
  • Nadelen: niet geschikt buiten, lasspetters.
  • Instellingen: draadaanvoersnelheid, uitsteeklengte, contactbuisafstand.
  • Lasposities: genormaliseerd (1F, 2F, 1G).

Slide 15 - Tekstslide

MAG-lassen (Metaal Actief Gas) is een elektrisch booglasproces waarbij een continue lasdraad smelt als toevoegmateriaal én elektrode. Het beschermgas (CO₂ of een gasmengsel) voorkomt oxidatie en beïnvloedt de las. Voordelen: snel, breed toepasbaar, en geschikt voor robots. Nadelen: niet ideaal voor buiten en gevoelig voor lasspetters. Belangrijke factoren: draadaanvoersnelheid, uitsteeklengte, en contactbuisafstand. Toepasbaar in genormaliseerde lasposities zoals 1F, 2F, en 1G.