H1 Verstandig kopen 1.2 Wie bepaalt wat je koopt? Deel 1 (Plein M 4e editie)

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 1: Verstandig kopen

1.2 Wie bepaalt wat je koopt?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 1: Verstandig kopen

1.2 Wie bepaalt wat je koopt?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Huiswerk nakijken
  • Herhalen 1.1 Wat wil je kopen? 
  • Theorie 1.2: Wie bepaalt wat je koopt? Deel 1
  • Zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Tekstslide

blz 13 + 14 vraag 6 tm 9

Slide 3 - Tekstslide

BLz 13  opdr 6
Goederen, diensten en consumenten
Lees de tekst ‘Kopen wat je nodig hebt’.
6a Koop je in de volgende zinnen goederen of diensten? Omcirkel de juiste antwoorden.
1 Je koopt een paar nieuwe sportschoenen. goederen / diensten
2 Joachim gaat naar de kapper voor een knipbeurt. goederen / diensten
3 Via de speciale bezorgapp bestel je twee pizza’s. goederen / diensten
4 Je betaalt je telefoonabonnement. goederen / diensten
b Wanneer ben je een consument?
Wanneer je goederen of diensten koopt om in je eigen behoeften te voorzien.


Slide 4 - Tekstslide

Blz 13 opdracht 7
€ 17.250
€ 25,95

staan goed genoteerd

Slide 5 - Tekstslide

vak
cijfers
cijfers opgeteld
aantal cijfers
gemiddelde
Nederlands
9-7,3-8-5,7
30
4
7,5
Engels
6-7,3-6,5
19,8
3
6,6
Wiskunde
5,6-6,1-5,5-7,2
24,4
4
6,1

Slide 6 - Tekstslide

Blz 14 opdracht 9
a€ 29,95 + € 39,95 + € 16,95 + € 13,95 = € 100,80
b Hoeveel kampeerspullen zijn er in totaal? 4
c Bereken de gemiddelde prijs van een kampeerartikel.
€ 100,80 ÷ 4 = € 25,20



Slide 7 - Tekstslide

Herhalen 1.1
Lesdoelen:

Nu:

  • Kun je uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften √
  • Kun je uitleggen wat het verschil is tussen directe ruil en indirecte ruil √
  • Kun je beschrijven hoe je als consument in je behoeften voorziet. √
  • Kun je een geldbedrag op de juiste manier noteren en een gemiddelde berekenen. √

Slide 8 - Tekstslide

Alles wat je nodig hebt om te kunnen leven noemen we?
A
een basisbehoefte
B
een overige behoefte

Slide 9 - Quizvraag

Dingen die het leven leuker of makkelijker maken zijn?
A
basisbehoeften
B
overige behoeften

Slide 10 - Quizvraag

Dit plaatje is een voorbeeld van?
A
basisbehoeften
B
overige behoeften

Slide 11 - Quizvraag

Dit plaatje is een voorbeeld van?
A
basisbehoeften
B
overige behoeften

Slide 12 - Quizvraag

Directe ruil is?
A
het ruilen van spullen van jezelf tegen spullen van een ander
B
het ruilen tegen geld

Slide 13 - Quizvraag

Indirecte ruil is?
A
het ruilen van spullen van jezelf tegen spullen van een ander
B
het ruilen tegen geld

Slide 14 - Quizvraag

Goederen of diensten?

Je betaalt je sportabonnement
A
Goederen
B
Diensten

Slide 15 - Quizvraag

Goederen of diensten?

Je koopt een nieuw tennisracket
A
Goederen
B
Diensten

Slide 16 - Quizvraag

Goederen of diensten?

Je laat je band plakken bij de fietsenmaker
A
Goederen
B
Diensten

Slide 17 - Quizvraag

Goederen of diensten?

Je koopt een nieuwe voorlamp voor op je fiets bij de fietsenmaker.
A
Goederen
B
Diensten

Slide 18 - Quizvraag

1.2 Wie bepaalt wat je koopt? Deel 1
Lesdoelen:

Aan het einde van de les:


  • kun je uitleggen waarom niet iedereen hetzelfde koopt;
  • kun je benoemen wie invloed hebben op wat je koopt;
  • kun je uitleggen wat het nut is van reclame.

Slide 19 - Tekstslide

Verschillen tussen consumenten
Verschil in behoeften kan te maken hebben met:
  • smaak
  • geslacht
  • leeftijd
  • budget

Wat is je budget?

Budget = Het geld dat je kunt uitgeven.




Slide 20 - Tekstslide

Invloed op jouw koopgedrag
Andere mensen hebben invloed op jouw koopgedrag. Dit kan op 2 manieren:

  • Sociale invloed = De invloed van andere mensen op wat je koopt, bv vrienden, familie, social media (behalve de advertenties)





  • Commerciële invloed = De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt.











Slide 21 - Tekstslide

Klanten lokken
Met welk doel maken winkeliers en fabrikanten reclame?

Ze willen je aandacht trekken voor hun producten om zo meer te verkopen en meer te verdienen                       --> voordelen voor de winkelier of fabrikant


Twee voordelen van reclame voor jou:
  • Door reclame leer je nieuwe producten kennen
  • Sommige reclames beloven je korting











Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 7 op bladzijde 17 t/m 19. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. 
Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 1 t/m 3 blz 18 en 19
  • 1a Bijvoorbeeld: Black Bananas, Jack & Jones
  • 1b Bijvoorbeeld: Dat is zo sinds ik kleedgeld heb, eerder droeg ik andere of geen merken
  • 2a verschil in smaak, geslacht, budget, (leeftijd niet noemen want ze hebben ongeveer dezelfde leeftijd)
  • 2b Verschil in budget, jij koopt de trui voor de normale prijs, terwijl je vriend op de uitverkoop wacht
  • 2c Budget. Volwassenen hebben vaak een hoger inkomen dan jongeren, zodat ze duurdere dingen kunnen kopen.
  • 3a familie of vrienden
  • 3b Bijvoorbeeld: Wanneer je kleding of een telefoon gaat kopen

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 4 en 5 blz 19: klassikaal
  • 4a Winkeliers en fabrikanten
  • 4b Via internet: zoekmachines en apps houden je gedrag op internet bij en passen de advertenties aan je interesses aan.
  • 4c Bijvoorbeeld: Bedrijven betalen voor reclame op sportshirts omdat ze hopen dat jij die reclame ziet en dat je iets bij hen komt kopen.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 6

  • 6a in de 19e eeuw
  • 6b al minstens 2000 jaar, 

7a als het niet verkocht wordt,moet het weggegooid worden
 b  Bijvoorbeeld: ja want dan heb ik geld over om andere dingen te kopen. Of nee, ik durf het niet want misschien zitten er geen vitamines meer in.

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk


Maak opgave 8 + 9 blz 20

Slide 27 - Tekstslide

Afsluiting 1.2 deel 1
Lesdoelen:

Nu:
  • kun je uitleggen waarom niet iedereen hetzelfde koopt; √
  • kun je benoemen wie invloed hebben op wat je koopt; 
  • kun je uitleggen wat het nut is van reclame.√

Slide 28 - Tekstslide