In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Commercieel beleid deel B
H2.6
Nominale en reële loonstijging
Slide 1 - Tekstslide
Loonstijging
Loonstijgingen of -dalingen hebben invloed op bijvoorbeeld de prijzen in de winkel. Als de lonen in Nederland stijgen, kunnen mensen meer producten kopen. Stijgen de lonen minder dan de (inkoop)prijzen, dan worden er minder producten gekocht.
Slide 2 - Tekstslide
Als het loon in Nederland stijgt en de inkoopprijzen stijgen harder dan...
A
Kunnen we meer kopen
B
Kunnen we minder kopen
C
Kunnen we niks kopen
D
Word er evenveel gekocht
Slide 3 - Quizvraag
Nominale loonstijging
De nominale loonstijging geeft aan wat de stijging is van het netto loon (euro's).
De reële loonstijging geeft aan wat de stijging is van het aantal producten dat je van het loon kunt kopen. Dit noem je ook wel koopkracht.
Slide 4 - Tekstslide
Als mijn loon stijgt, en de inkoopprijzen dalen dan heb ik....
A
Minder koopkracht
B
Meer koopkracht
C
Meer inflatie
D
Minder inflatie
Slide 5 - Quizvraag
Als het loon stijgt met indexcijfer 105 en de prijs van producten stijgt met een index van 110, dan is mijn koopkracht...
A
Gestegen
B
Gedaald
C
Gelijk gebleven
D
Geen idee wat koopkracht is
Slide 6 - Quizvraag
Je koopkracht neemt af!
Je kan namelijk voor hetzelfde geld, minder producten kopen. De nominale en reële loonstijging kun je op dezelfde wijze berekenen als de nominale en reële groei. Alleen noem je het nominale indexcijfer bij loon: het nominaal inkomen indexcijfer.
Slide 7 - Tekstslide
Reële loonstijging
Als je meer producten kan kopen voor je geld, bijvoorbeeld doordat de inkoopprijzen in de winkel gelijk zijn gebleven en jouw netto inkomen is gestegen. Of de inkoopprijzen zijn gestegen maar het inkomen in verhouding harder.
Slide 8 - Tekstslide
Wat betekent nominale loonstijging?
A
Meer geld
B
Meer producten kunnen kopen
C
Minder geld
D
Minder producten kunnen kopen
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent reële loonstijging?
A
Meer geld
B
Meer producten kunnen kopen
C
Minder geld
D
Minder producten kunnen kopen
Slide 10 - Quizvraag
Het reële inkomen kan je berekenen als je het nominale inkomen weet. Reël inkomen indexcijfer (RIC) bereken je door de volgende formule in te vullen:
Nominaal inkomen indexcijfer (NIC) / prijsindexcijfer (PIC) x 100
RIC = NIC/PIC x 100%
Let op: je krijgt geen formuleblad bij je examen CE1 , deze formules moet je dus begrijpen en onthouden.
Slide 11 - Tekstslide
CPI
Consumentenprijsindex.
Je kan om de nominale of reële loonstijging te berekenen ook gebruik maken van het CPI, de CPI is de gemiddelde prijsontwikkeling in Nederland en word elke maand door het CBS ( centraal bureau van statistiek) berekend. Omdat het hier gaat om consumentenprijzen, wordt het ook wel consumentenprijsindex van de gezinsconsumptie genoemd.
Slide 12 - Tekstslide
De CPI is een samengesteld indexcijfer. Het werkt als volgt: het CBS heeft een soort boodschappenmandje. Van elk product in dat mandje wordt bekeken wat de prijsindex is. Vervolgens wordt er per product gekeken hoeveel eraan wordt besteed
ten opzichte van alle gekocht producten. Dit is de wegingsfactor. Alle prijsindexcijfers maal hun wegingsfactor bij elkaar, gedeeld door 100 (de totale afweging) levert een samengesteld gewogen prijsindexcijfer op. Dat is de consumentenprijsindex.
Slide 13 - Tekstslide
Waar staat de afkorting CPI voor?
A
Centraal prijsindexcijfer
B
Commerciële prijsindex
C
Consumentenindexcijfer
D
Consumentenprijsindex
Slide 14 - Quizvraag
Berekenen reële loonstijging met CPI
De reële (besteedbaar loon) loonstijging kun je met behulp van het CPI op dezelfde wijze berekenen als de andere reële indexcijfers. In dit geval heb je nodig:
- de consumentenprijsindexcijfer (CPI) - Het nominaal indexcijfer (NIC) van het nettoloon
Formule reëel inkomen indexcijfer (RIC) = nominaal indexcijfer/ consumentenprijsindex (CPI) x 100
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld
De nettolonen zijn ten opzichte van het basisjaar met 5% gestegen. Het nominaal indexcijfer voor de lonen is 105. De consumentenprijsindex is 102. Dit cijfer kun je opzoeken bij CBS. RIC = 105 / 102 x 100 = 102,94
Het reële indexcijfer in dit voorbeeld is dus 103. Dit betekent dat het reële loon is gestegen. De koopkracht is gestegen en consumenten kunnen meer producten kopen.
Slide 16 - Tekstslide
De nettolonen zijn ten opzichte van het basisjaar met 2% gestegen. Het nominaal indexcijfer voor de lonen is 102. De consumentenprijsindex is 101. Dit cijfer kun je opzoeken bij CBS. Bereken de reële inkomens indexcijfer.
A
100
B
101
C
102
D
103
Slide 17 - Quizvraag
Opdrachten maken
41,42 en 44 t/m 47 uit je boek H2 BLZ 77/78/79
--> volgende les gaan we 34 t/m 47 nakijken in de les. Maandag 7 juni om 7:45