Modal verbs

Can, could, may, might,
to be able to, to be allowed to
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Can, could, may, might,
to be able to, to be allowed to

Slide 1 - Tekstslide

can/could
To be able to / to be allowed to

what do you remember?

Slide 2 - Tekstslide


___________________betekent "kunnen" of "in staat zijn".                 
                     Je kunt alle werkwoordstijden gebruiken.

___________________betekent "mogen" of "toestemming krijgen".
                     Je kunt alle werkwoordstijden gebruiken.


___________________betekent "kunnen", "mogelijk" of "in staat zijn" 
                     Je kunt het alleen gebruiken in de present simple.  

___________________betekent "zou kunnen" of "zou mogen", of in 
                    de verleden tijd, met de betekenis "konden/mochten".
can
could
to be able to
to be allowed to

Slide 3 - Sleepvraag

Can
isn't able to
couldn't
are allowed to
could
be able to
be allowed to
could

Slide 4 - Sleepvraag

May en might
Aan het lijstje wordt toegevoegd:
May en might

Deze kun je gebruiken om te zeggen:
-  dat iets mogelijk is of zou kunnen
- dat je iets mag of om toestemming te geven dat je iets mag doen
- om beleefd iets te vragen

Slide 5 - Tekstslide

waarschijnlijk
iets minder waarschijnlijk
nog minder waarschijnlijk
bijna onwaarschijnlijk
Can
Could
May
Might

Slide 6 - Sleepvraag

dat iets mogelijk is
een beleefde vraag stellen
Can
waarschijnlijk
beleefd
Could
minder waarschijnlijk
nog beleefder
May
nog minder waarschijnlijk
beleefd
Might
bijna onwaarschijnlijk
nog beleefder
Formeler dan 
can/could
Om aan te geven dat iets van iemand mag kun je can, could, to be allowed of may gebruiken.
May kun je gebruiken in plaats van can. Dit klinkt formeler.

Slide 7 - Tekstslide

I ______ go to Australia one day
A
may
B
might

Slide 8 - Quizvraag

I _______ be late for dinner
A
may
B
might

Slide 9 - Quizvraag

He ____ have seen the accident but I think he was asleep
A
may
B
might

Slide 10 - Quizvraag

What he says____be true, but I think it is rather unlikely.
A
may
B
might

Slide 11 - Quizvraag

Homework
Unit 3.5 writing - exercise 4 + 6

Bring questions to class! 

Slide 12 - Tekstslide