Thema 3 Verbranding en ademhaling 2KGT

Thema 3
Verbranding en ademhaling 2KGT
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3
Verbranding en ademhaling 2KGT

Slide 1 - Tekstslide

waar/niet waar vragen

Slide 2 - Tekstslide

Helder kalkwater is een indicator voor zuurstof.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

In je lichaam vindt alleen overdag verbranding plaats.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

In ingeademde lucht zit evenveel stikstof als in uitgeademde lucht.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Ingeademde lucht heeft dezelfde samenstelling als uitgeademde lucht.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Te veel koolstofdioxide in de lucht zorgt ervoor dat je minder snel werkt
en dat je meer fouten maakt.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

De functie van neusharen is grote stofdeeltjes tegenhouden.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

De wand van de luchtpijp is verstevigd door kraakbeenringen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Je bloed vervoert koolstofdioxide naar de longen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Hof beweegt niet veel in de bak met ijs.
Is dat verstandig, ja of nee?
A
Nee, zo koelt hij nog verder af
B
Het maakt niets uit of hij wel of niet beweegt
C
Ja, zo koelt hij minder snel af.

Slide 12 - Quizvraag

Wat produceert Hof bij de verbranding in de bak met ijs? Noteer de letter van het goede antwoord.
A
Zowel koolstofdioxide als water.
B
Alleen koolstofdioxide.
C
Alleen water.

Slide 13 - Quizvraag

De lucht boven de bak met ijs is koud.
Hoe kan Hof het beste ademhalen?
A
Door de mond
B
Door de neus
C
Zowel door de mond als door de neus

Slide 14 - Quizvraag

Het strotklepje sluit de neusholte af als je voedsel inslikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

B: Meerkeuzevragen

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de meest gebruikte brandstof in je lichaam?

A
eiwit
B
glucose
C
koolstofdioxide
D
vet

Slide 17 - Quizvraag

Water speelt een rol bij verbranding van een kaars.
Welke rol speelt water?

A
Bij verbranding van een kaars is water de indicator.
B
Bij verbranding van een kaars wordt water gevormd.
C
Bij verbranding van een kaars wordt water omgezet in energie.
D
Bij verbranding van een kaars wordt water verbruikt.

Slide 18 - Quizvraag

Hoe kan slijm zich verplaatsen van de neusholte naar de keelholte?
A
door de langsstromende lucht
B
door de neusharen in je neus
C
door de slijmcellen in het neusslijmvlies
D
door de trilharen in het neusslijmvlies

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de functie van de huig?
A
De huig voorkomt dat lucht in de mondholte komt tijdens het ademhalen.
B
De huig voorkomt dat lucht in de slokdarm komt tijdens het ademhalen.
C
De huig voorkomt dat voedsel in de luchtpijp komt tijdens het slikken.
D
De huig voorkomt dat voedsel in de neusholte komt tijdens het slikken.

Slide 20 - Quizvraag

Welke schadelijke stof veroorzaakt luchtvervuiling?
A
condens
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
zwaveldioxide

Slide 21 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een trosje longblaasjes.

Wat geeft pijl 1 in afb. 1 aan?
A
koolstofdioxidearm bloed
B
koolstofdioxiderijke lucht
C
zuurstofarm bloed
D
zuurstofrijke lucht

Slide 22 - Quizvraag

Erik drinkt een glas cola en laat daarna een harde boer.
Uit welk gas bestaat een boer vooral?
A
edelgas
B
koolstofdioxide
C
waterdamp
D
zuurstof

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen verschijnsel van hooikoorts?
A
beschadigde longblaasjes
B
niesbuien
C
ontstoken slijmvlies
D
tranende ogen

Slide 24 - Quizvraag

Welke stoffen zijn verbrandingsproducten?
Er zijn twee antwoorden goed.
A
glucose
B
koolstofdioxide
C
water
D
zuurstof

Slide 25 - Quizvraag

Bas speelt gitaar en tokkelt op de snaren.
Waarmee zijn snaren te vergelijken?
A
met de huig
B
met de luchtpijp
C
met stembanden
D
met luchtblaasjes

Slide 26 - Quizvraag

Femke maakt met haar vinger een tekening op een koud raam. Daarna zorgt ze
dat er condens op het raam komt. Daardoor wordt de tekening zichtbaar.
Hoe maakt Femke de condens?
A
door koude lucht tegen het raam te blazen
B
door met een föhn tegen het raam te laten blazen
C
door tegen het raam te ademen

Slide 27 - Quizvraag

andere typen vragen

Slide 28 - Tekstslide

In afbeelding 2 zie je een kaars in een pot met kalkwater. Deze afbeelding hoort bij  de volgende vraag.
Laura zet een kaars in een potje. In het potje giet ze een laagje kalkwater. Ze steekt de kaars aan en meteen daarna doet ze de deksel op het potje. De kaars gaat uit en het kalkwater wordt troebel.

Twee leerlingen doen over deze proef een uitspraak.
Ella zegt dat de kaars uitgaat doordat de zuurstof in het potje is verbruikt.
Jos zegt dat het kalkwater troebel wordt doordat er in het potje koolstofdioxide is ontstaan.

Slide 29 - Tekstslide

Twee leerlingen doen over deze proef een uitspraak.
Ella zegt dat de kaars uitgaat doordat de zuurstof in het potje is verbruikt.
Jos zegt dat het kalkwater troebel wordt doordat er in het potje koolstofdioxide is ontstaan.
Wie heeft of hebben er gelijk?
A
Ella heeft gelijk
B
Jos heeft gelijk
C
geen van beide heeft gelijk
D
beide hebben gelijk

Slide 30 - Quizvraag

In afbeelding 3 zie je het ademhalingsstelsel van de mens, schematisch. Deze afbeelding hoort bij de volgende opdracht.
Sleep de goede namen bij de nummers.

Slide 31 - Tekstslide

Sleep de goede namen bij de nummers.
1
2
3
4
5
6
longblaasje
huig
keelholte
neusholte
bronchie
luchtpijp

Slide 32 - Sleepvraag

In afbeelding 4 zie je het ademhalingsstelsel van een dolfijn. De weg van het voedsel en de weg van de lucht gaan bij een dolfijn anders dan bij een mens.

Welk onderdeel, dat een mens wél heeft, heeft een dolfijn niet? Noem één onderdeel.

Slide 33 - Open vraag

onderstaande tekst hoort bij de volgende 4 vragen
Door een ziekte werd de luchtpijp van Bas ernstig geblokkeerd. In het ziekenhuis probeerden artsen de luchtweg weer vrij te maken. Dit lukte helaas niet en de artsen moesten een sneetje maken in zijn hals. Door deze opening kreeg Bas een buisje (canule) in zijn luchtpijp geplaatst. Deze opening heet een tomie. Bas kan via het gat ademhalen. Zijn tomie is hopelijk tijdelijk en het gat kan later weer worden dichtgemaakt. Het is moeilijk voor Bas, die via de canule ademhaalt, om te praten. De lucht gaat namelijk niet langs zijn stembanden. Als Bas wil praten, houdt hij een vinger tegen de canule waardoor de lucht langs de stembanden komt. Dan kan hij wel een gesprek voeren.

Slide 34 - Tekstslide

Als je je verslikt, komt er voedsel in de luchtpijp of in de neusholte terecht. Het eten ‘schiet dan in het verkeerde keelgat’.
Kan dit bij iemand met een tomie ook gebeuren?
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

Als je je verslikt, komt er voedsel in de luchtpijp of in de neusholte terecht. Het
eten ‘schiet dan in het verkeerde keelgat’.
Kan dit bij iemand met een tomie ook gebeuren?

Leg je vorige antwoord uit

Slide 36 - Open vraag

Bas druppelt elke dag een paar keer een beetje zoutoplossing in zijn tomie. Hij doet dit omdat hij extra moet opletten of de ingeademde lucht wel genoeg wordt bevochtigd.

Waarom moet hij hierop letten? Leg uit.

Slide 37 - Open vraag

Bas is sneller ziek door lucht vol ziekteverwekkers dan een persoon zonder een tomie.

Hoe komt dit? Leg uit.

Slide 38 - Open vraag

Veel mensen zijn allergisch voor de uitwerpselen van de huisstofmijt.
Een van de dingen die helpen, is om het matras na het slapen te laten luchten. Dat kan bijvoorbeeld door het dekbed van het bed af te halen.

Waardoor helpt dit tegen huisstofmijtallergie? Leg uit.

Slide 39 - Open vraag

In de 20e eeuw namen mensen die in kolenmijnen werkten een kanarie mee in een kooitje. Deze kanaries gebruikten ze als waarschuwing om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen.

Hoe waarschuwde de kanarie de mijnwerkers? Leg uit.

Slide 40 - Open vraag

Einde toets
 Verbranding en ademhaling

Slide 41 - Tekstslide