In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Smart doelen
Hoe maak je ze?
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les...
Kan je toelichten waar de afkorting SMART voor staat.
Kun je benoemen waarom doelen SMART geformuleerd moeten worden.
Kun je beoordelen of een doel SMART is geformuleerd.
Kun je een doel SMART formuleren.
Slide 2 - Tekstslide
Wat weten jullie al van SMART doelen?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?
Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaald
Je kan controleren of je het doel hebt behaald
Slide 6 - Tekstslide
Belangrijkst regel
Specifiek zijn
Waarom is meer sporten of meer afvallen geen specifiek doel?
Slide 7 - Tekstslide
Specifiek
Voorkomen dat het doel vaag is.
Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
Wat wil je bereiken?
Wie zijn erbij betrokken?
Waar ga je het doel uitvoeren?
Is het een concreet doel?
Waarom wil je dit doel bereiken?
Slide 8 - Tekstslide
Meetbaar
Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt? Je doel moet meetbaar zijn. Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s. Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.
Slide 9 - Tekstslide
Acceptabel
Sluit het doel aan bij de opdracht?
Je weet waarom je het doel wilt bereiken
Slide 10 - Tekstslide
Realistisch
Is het doel haalbaar?
Niet te moeilijk en niet te makkelijk
Slide 11 - Tekstslide
Tijdgebonden
Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
Wanneer ben je klaar?
Wanneer is het doel behaald?
Slide 12 - Tekstslide
Door elke dag een uurtje te fietsen wil ik na 10 weken 2,5 kilo afvallen.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd
Slide 13 - Quizvraag
Client N wil tijdens het ontbijt voldoende eten.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd
Slide 14 - Quizvraag
Client N wil in de komende 2 maanden iedere dag 2 ons groenten en 2 stuks fruit eten.