Lesw. 15-03 Herhaling krantenartikel

Welkom bij Nederlands!
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

In deze les:
  • Huiswerk bespreken
  • Herhalen: quiz over een krantenartikel, affiche, flyer en advertentie.
  • Zelfstandig maken:
Oefentoets
  • Bespreken: enkele opdrachten van de oefentoets
  • Terugkijken naar de doelen


Doelen van deze les:
1. Aan het einde van de les heb je geoefend met alle leerstof van 7.4 en 7.5 Schrijven.
2. Je kunt aan het einde van de les zelfstandig een krantenartikel schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hoofdstuk 7: Schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Waaruit bestaat een krantenartikel meestal? Kies het juiste antwoord.
A
verzinsels
B
feiten
C
meningen

Slide 5 - Quizvraag

In een krantenartikel wordt antwoord gegeven op de vijf W’s en de H. Waarvoor staan deze letters?

Slide 6 - Open vraag

rest van het artikel
lead
bron
kop
plaats waar het artikel is geschreven

Slide 7 - Sleepvraag

In een krantenartikel komen niet altijd alle W’s of de H aan bod. Waarom is dat?

Slide 8 - Open vraag

Welke zaken bepaal je voordat je een krantenbericht gaat schrijven?
A
het onderwerp
B
welke moeilijke woorden je gaat uitleggen
C
de doelgroep
D
hoe je aan feiten kunt komen

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de twee doelen van een flyer, een advertentie en een affiche?
A
informeren
B
amuseren
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is er waar?
A
Een flyer heeft een groot formaat.
B
Een affiche heeft een klein formaat.
C
Een affiche hang je op.
D
Een flyer deel je uit.

Slide 11 - Quizvraag

Wat moet je onder andere doen als je een flyer of een affiche gaat maken?
A
met de doelgroep rekening houden
B
een zin met een werkwoord beginnen
C
een mooie foto of tekening plaatsen
D
zo min mogelijk tekst gebruiken

Slide 12 - Quizvraag

Noem twee manieren waarop je in een advertentie de aandacht van de lezer kunt trekken.

Slide 13 - Open vraag

Zoek op internet een affiche en stuur hem hier in.

Slide 14 - Open vraag

Oefentoets
Maak de oefentoets die je van je docent krijgt.

Slide 15 - Tekstslide

Een krantenartikel
Een krantenartikel is kort en krachtig en gaat over één nieuwsfeit, dus over één onderwerp.


Slide 16 - Tekstslide

De vijf W's en de H
In een krantenartikel wordt antwoord gegeven op de vijf W’s en de H:

Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 17 - Tekstslide

Feiten in een krantenartikel

De informatie die je in je bericht zet, bestaat altijd uit feiten.

De feiten haal je uit bronnen. Alles wat je schrijft in het artikel klopt en heb je gecontroleerd.

Slide 18 - Tekstslide

Opbouw van een krantenartikel
  • Het bericht begint met de kop. 
  • Daaronder staat de plaats waar de verslaggever zich bevindt.
  • De eerste alinea noemen we een ‘lead’. 
  • In de alinea’s na de lead werk je het nieuwsverhaal verder uit. Hierin geef je meer details over het nieuwsfeit.

Slide 19 - Tekstslide

Een eigen krantenartikel schrijven

Slide 20 - Tekstslide

Voorbereiding
  • Bepaal het onderwerp van je krantenartikel. Welk nieuws wil je brengen? Is het wel echt nieuws? 
  • Bepaal de doelgroep van je krantenartikel. Voor wie is het krantenartikel bedoeld?
  • Bepaal hoe je aan de feiten wilt komen. Gebruik altijd bronnen die je helemaal kunt vertrouwen.

Slide 21 - Tekstslide

Starten met schrijven
  • Begin met de kop. Zorg ervoor dat in de kop de kern van het nieuws duidelijk is. Laat er ook minstens twee W’s in voorkomen.

  • Schrijf de plaats op waar je het artikel schrijft.


  • Schrijf de lead. Geef antwoord op minstens drie van de vijf W’s: Wie? Wat? Waar? Wanneer? en Waarom?

Slide 22 - Tekstslide

De vijf W's en de H
In een krantenartikel wordt antwoord gegeven op de vijf W’s en de H:

Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 23 - Tekstslide

Verder met schrijven
  • Schrijf de rest van je krantenartikel. Schrijf in korte zinnen. Houd je aan de regel: één mededeling per zin. Gebruik geen moeilijke woorden.


  • Laat ook aan de lezers zien wat de bron van jouw verhaal is. Bijvoorbeeld met zinnen als: ‘volgens de directeur...‘ of: ‘in het rapport kun je lezen dat...’


  • Kijk je tekst na. 

Slide 24 - Tekstslide

Toetsopdracht: krantenbericht schrijven
Kies een van de volgende krantenkoppen en schrijf daarbij een krantenbericht van minimaal 150 woorden.

  • Man vindt huilende baby in park
  • Justin Bieber deed telefoon weg om eigen grenzen beter te bewaken
  • Boze buurman mishandelt jongen (13)
  • Meisje vindt eeuwenoude munten

Slide 25 - Tekstslide

Maak zelfstandig
7.6 Herhaling
C. Deel 2: Schrijven krantenbericht, advertentie

Klaar? Maak 7.5 Flyer, affiche, advertentie maken
D. Voortgangstoets

Slide 26 - Tekstslide

7.5 Flyer, affiche, advertentie maken

Slide 27 - Tekstslide

Een flyer
Een flyer is een klein blad, dat je uitdeelt aan mensen om iets te promoten. Bijvoorbeeld een feest of festival.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Een affiche
Een affiche is een grote poster die iets aankondigt. Bijvoorbeeld een concert. Een affiche kom je vaak op muren tegen. 

Slide 30 - Tekstslide

Een advertentie
Een advertentie schrijf je als je iets wilt verkopen. 

Je informeert en probeert te overtuigen.

Slide 31 - Tekstslide

Waar moet je op letten?
  • Ook in een advertentie moet je de aandacht trekken van de lezer:
  • Plaats een of meerdere foto’s.
  • Zet in je tekst minimaal één pakkende zin.
  • Zorg dat je de doelgroep aanspreekt.
  • Geef zoveel mogelijk informatie, maar gebruik niet te veel tekst.
  • Gebruik tussenkopjes.


Slide 32 - Tekstslide

Zelf een flyer, advertentie of affiche maken

Slide 33 - Tekstslide

Voorbereiding
  1. Bepaal de doelgroep. Door welk beeld worden zij geprikkeld?


  2. Bepaal het beeld en de kleuren. Wil je één beeld of meerdere? Wil je veel verschillende kleuren of juist niet? Welke kleuren vallen op?  

  3. Bekijk hoe andere flyers en affiches eruitzien. 
  4. Maak een ontwerp.

Slide 34 - Tekstslide

De tekst
  1. Bedenk een tekst waardoor de doelgroep zich meteen aangesproken voelt.
  2. Schrijf de tekst duidelijk, positief en kort op.
  3. Zet veel tussenkopjes in de tekst.  
  4. Sluit de tekst af met een pakkende slotzin. 
  5. Zorg ervoor dat de lezer alle informatie krijgt die hij nodig heeft. Vermeld bijvoorbeeld de tijd, plaats en datum, en waar de lezer kaartjes kan kopen.
  6. Controleer je tekst.

Slide 35 - Tekstslide

De afronding
  1. Werk je ontwerp uit.
  2. Zorg ervoor dat het er verzorgd uitziet. Het is immers een uitnodiging.
  3. Laat het resultaat door iemand anders controleren, voordat je het meerdere malen uitprint of laat drukken.
  4. Pas de flyer of het affiche zo nodig aan.

Slide 36 - Tekstslide

Maak zelfstandig
7.6 Herhaling
C. Deel 2: Schrijven krantenbericht, advertentie

Klaar? Maak 7.5 Flyer, affiche, advertentie maken
D. Voortgangstoets

Slide 37 - Tekstslide