Persoonsvorm tt/vt/vd - klas 1

persoonsvorm tt en vt
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

persoonsvorm tt en vt

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de stam
ook alweer?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de spiektruc?
Leg zo duidelijk mogelijk uit.

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tt:
Mijn tas (staan) ..... op de grond.
A
sta
B
stat
C
staat
D
staadt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pas op! Nu de verleden tijd...

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vt:
Mijn broer (kleden) ..... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kleette
D
kleedde

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vt:
Hij (fietsen) ...... naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vt:
Hij (antwoorden) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoortte

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vt:
De bus (vertrekken) ..... om 8 uur.
A
vertrekt
B
vertrekte
C
vertrok
D
vertrokte

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort werkwoord
is "vertrekken"

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord


Kijk naar het volgende filmpje met de uitleg
over het voltooid deelwoord
(volgende sheet).

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bij het voltooid deelwoord gebruik je
de regel...
A
stam +t
B
't kofschip x

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Het woord voltooid zegt het al.
Als je gamet en je hebt een level voltooid, dan is het klaar,
dan is het al gebeurd.

Een voltooid deelwoord is
dus ook al gebeurd.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik knip mijn haar = is nog bezig

Ik heb mijn haar geknipt = is al gebeurd ( = voltooid)

Regel: gebruik stam (hele ww -en)
Gebruik 't kofschip x-> 
knippen > -en = knipp > de p zit wel in 't kofschip X > dus: geknipt

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typ eens werkwoord
dat bij het VD een T krijgt

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Typ een werkwoord
dat bij het VD een D krijgt

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juiste spelling voltooid deelwoord.

De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: betaald. Dit moet zijn: betaalt.
(Hele werkwoord: betalen; de stam: betaal)

Bron: Advertentiekronkels. Met dank aan F. Bierling


Wat was er fout?

Steek je hand op in Teams!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies