In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Ontdek de Duitse zwakke werkwoorden!
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je Duitse zwakke werkwoorden herkennen en vervoegen.
Slide 2 - Tekstslide
Leg de leerdoelen aan het begin van de les uit aan de studenten.
Wat weet je al over Duitse zwakke werkwoorden?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn zwakke werkwoorden?
Zwakke werkwoorden in het Duits zijn werkwoorden die hun verleden tijd en voltooide deelwoord vormen met de uitgang -t of -te.
Slide 4 - Tekstslide
Leg de definitie van zwakke werkwoorden uit en geef voorbeelden.
Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden?
Om zwakke werkwoorden te vervoegen, verwijder je de -en van de infinitief en voeg je de juiste uitgang toe voor de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide deelwoord.
Slide 5 - Tekstslide
Leg de vervoegingsregels uit en geef voorbeelden voor elke tijd.
Vervoegen in de tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd voeg je -e, -st, -t, -en, -t, -en toe aan de stam van het werkwoord.
Slide 6 - Tekstslide
Laat de studenten oefenen met het vervoegen van zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Vervoegen in de verleden tijd
In de verleden tijd voeg je -te of -ten toe aan de stam van het werkwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Laat de studenten oefenen met het vervoegen van zwakke werkwoorden in de verleden tijd.
Vervoegen in het voltooide deelwoord
Het voltooide deelwoord wordt gevormd door -t of -te aan de stam van het werkwoord toe te voegen.
Slide 8 - Tekstslide
Laat de studenten oefenen met het vervoegen van zwakke werkwoorden in het voltooide deelwoord.
Oefening: Vervoeging invullen
Vul de juiste vorm van het werkwoord in de zin in.
Slide 9 - Tekstslide
Gebruik enkele oefenzinnen waarin studenten de juiste vorm van het werkwoord moeten invullen.
Oefening: Zinnen maken
Maak zinnen met de gegeven zwakke werkwoorden in de juiste vorm.
Slide 10 - Tekstslide
Geef een lijst met zwakke werkwoorden en laat de studenten zinnen maken met deze werkwoorden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.