H04 Een eigen bedrijf

H04 Eigen bedrijf
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H04 Eigen bedrijf

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning voor vandaag:
  • Leerdoelen
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg hoofdstuk 4 Eigen bedrijf 
  •  Zelfstandig werken aan de opdrachten 
  • Leerdoelen controleren
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan je aan het einde van deze les ?
  • Je kan de begrippen afzet, omzet, inkoopwaarde van de omzet, brutowinstwinst uitleggen
  • Je kan de totale verwachte omzet berekenen aan de hand van gegevens.
  •  Je kan de totale verwachte inkoopwaarde van de omzet berekenen aan de hand van gegevens.
  • Je kan de  totale verwachte brutowinst berekenen met behulp van een schema



Slide 3 - Tekstslide

Wat is Afzet?
Afzet is het aantal verkochte eenheden van een product.
Voorbeeld: Als je 200 producten verkoopt, is de afzet 200

Slide 4 - Tekstslide

Wat is Omzet?
Omzet is het totaalbedrag van de inkomsten uit de verkoop van producten.
Voorbeeld: Als je 200 producten verkoopt voor €10 per stuk, is je omzet €2000.
 Omzet = Afzet × Verkoopprijs

Slide 5 - Tekstslide

Wat is Inkoopwaarde van de Omzet
De inkoopwaarde van de omzet is het totaalbedrag dat je betaalt voor de ingekochte producten die je hebt verkocht.

Voorbeeld: Als je 200 producten hebt gekocht voor €5 per stuk, is de inkoopwaarde van de omzet €1000.

 Inkoopwaarde van de omzet = Afzet × Inkoopprijs

Slide 6 - Tekstslide

Wat is Brutowinst?

Brutowinst is het verschil tussen je omzet en je inkoopwaarde van de omzet.

Voorbeeld: Als je een omzet van €2000 hebt en een inkoopwaarde van €1000, is je brutowinst €1000.

Formule: Brutowinst = Omzet − Inkoopwaarde van de omzet

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn Bedrijfskosten?
Bedrijfskosten zijn de kosten die een bedrijf maakt om te kunnen opereren, zoals huur, salarissen, reclame, en energiekosten.
Voorbeelden van bedrijfskosten:
  • Huur van een winkel of kantoor.
  • Salarissen van medewerkers.
  • Energiekosten (gas, water, elektriciteit).
  • Marketing- en advertentiekosten.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is Nettowinst?
Nettowinst is het bedrag dat overblijft na aftrek van de bedrijfskosten van de brutowinst.
Voorbeeld:
Brutowinst = €1000
Bedrijfskosten = €600
Nettowinst = €1000 − €600 = €400

Formule: Nettowinst = Brutowinst − Bedrijfskosten

Slide 9 - Tekstslide

Van omzet naar nettowinst
Omzet                                              = verkoopprijs x afzet  
Inkoopwaarde                              = inkoopprijs x afzet
-----------------    -
Brutowinst
Bedrijfskosten                              (Bijvoorbeeld: loon, huur, etc.)
-----------------     -
Nettowinst                                      (voor belasting)

Slide 10 - Tekstslide

Maken
  • Wat ?                            Maken opdracht 1 t/m 3
  • Waar ?                          Opdrachten blad 
  • Hoelang ?                   15 minuten de tijd 
  • Eerder klaar ?             Maak opdracht 4.4 (boek)
  • Vragen ?                      Vraag eerst de genen naast je, komen jullie er niet uit steek dan je hand op.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4.4
  • Manuel verwacht op een foodfestival de volgende afzet te kunnen behalen: 70 taco's, 90 wraps en 140 blikjes fris. 
  • Bereken de totale verwachte omzet die Manuel denkt te halen, als hij de taco's verkoopt voor € 4,50, de wraps voor € 6 en blikjes fris voor € 3. 
verw. Verkoopprijs
Verwachte afzet
Verwachte omzet
Taco's 
x
=
wraps
x
=
Frisdrank
x
=
Totaal verwachte omzet
=

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 4.4
  • Manuel verwacht op een foodfestival de volgende afzet te kunnen behalen: 70 taco's, 90 wraps en 140 blikjes fris. 
  • Bereken de totale verwachte omzet die Manuel denkt te halen, als hij de taco's verkoopt voor € 4,50, de wraps voor € 6 en blikjes fris voor € 3. 
verw. verkoopprijs
verwachte afzet
verwachte omzet
taco's 
4,50
x
70
=
315
wraps
6
x
90
=
540
frisdrank
3
x
140
=
420
totaal verwachte omzet
=
1.275

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 4.5 t/m 4.14 maken

Slide 15 - Tekstslide

De omzet van de kledingwinkel van Kevin is € 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de bedrijfskosten zijn € 7.500.

De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 16 - Quizvraag

Van omzet naar ....
  Omzet                                              
- .............................                             
= ............................
- .............................     
= .............................                         


Slide 17 - Tekstslide

Van omzet naar ....
  Omzet                                            (= afzet x verkoopprijs)  
- Inkoopwaarde                           (= afzet x inkoopprijs)                
= Brutowinst
- Bedrijfskosten       
= Nettowinst                      


Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 4.9 t/m 4.14 
en 4.17 maken 



Klaar? Dan mag je resterende tijd leren voor toets Wiskunde

Slide 19 - Tekstslide

Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten - inkoopprijs

Slide 20 - Quizvraag

De omzet van de kledingwinkel van Tevin is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 21 - Quizvraag

Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000. In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000.
Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met € 22.000.
B
De omzet is gestegen met € 2.000.
C
De omzet is gedaald met € 2.000.
D
De omzet is gedaald met € 20.000.

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Een eigen bedrijf starten
  • Noem zoveel mogelijk kwaliteiten/ eigenschappen op waarover een goede ondernemer volgens jullie moet beschikken
timer
2:00

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Ondernemingsplan schrijven
Beschik je over ondernemerskwaliteiten en heb je een goed idee? Tijd om een ondernemingsplan te schrijven!


Ondernemingsplan bestaat o.a. uit:
  • Ideeën, plannen, wie is de ondernemer? 
  • Financieel plan 
  • Marketingplan 

Slide 27 - Tekstslide

Ondernemingsplan
  • Jij en je onderneming 
  • waar ben je goed in, waar minder goed, wat wil je gaan doen, wat wil je bereiken? 
  • Financieel plan
  • Verwachte afzet, kostprijs, verkoopprijs (omzet, winstmarge)
  • Marketingplan
  • SWOT-analyse
  • Marketingmix (4 P's)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Tony Chocolonely
  • Opgericht in 2015 
  • Omzet 2018-2019 €  69.500.000
  • Marktaandeel chocoladerepen 19%

Slide 31 - Tekstslide

Hoe komt het dat Tony zo snel is gegroeid? 



Marketing: 4 P's en SWOT-Analyse

Slide 32 - Tekstslide

Praktische opdracht - weging 1
Bouwsteen 4.2 Het ondernemingsplan

Slide 33 - Tekstslide

Beoordeling
  1. Opmaak ondernemingsplan, leesbaarheid en spelling 
  2. Onderzoeksvaardigheden: is de inhoud goed onderbouwd (neem een bronnenlijst op) 
  3. Analyse SWOT en invulling van de marketingmix  
  4. Presentatie

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Tekstslide

Waar is het bedrijf goed in?
Wat zijn de zwakke punten van het bedrijf?
Welke kansen zijn er in de markt? 
Welke bedrei-gingen zijn er in de markt?

Slide 37 - Tekstslide

Wat kun je zeggen van het product? 
- Tastbare kenmerken 
- Niet tastbare kenmerken: gevoel wat je bij het merk krijgt, imago/ status? 
Waar kun je het product kopen? Welke plaatst krijgt het product ten opzichte van vergelijkbare producten van andere merken? 
Prijs: is het duur/ goedkoop ten opzichte van andere merken? Is de prijs belangrijk voor dit merk? Stunt het merk vaak met de prijs? 
Hoe brengt het merk zich onder de aandacht van (potentiele) klanten? Fysiek/ online? 

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 4.18 t/m 4.23

Slide 39 - Tekstslide

extra uitleg

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video