Les 14: Verkleinwoorden

Welkom bij Nederlands!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Grammatica

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica


Ik kan verkleinwoorden schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

De brief - het kleine ...

A
brifje
B
brieve
C
briefje
D
brieftje

Slide 4 - Quizvraag

De deur - het kleine ...
A
Deurje
B
Deurtje
C
Deuretje
D
Deuren

Slide 5 - Quizvraag

Verkleinwoorden

Slide 6 - Woordweb

Verkleinwoorden
  • Een klein woord.
  • Vaak schrijf je -je
  • Enkelvoud: je schrijf altijd het.
 
Het kindje
Het hondje 
Het vlekje
Beste juf,

Mijn zoontje is ziek. Hij heeft vlekjes op zijn gezichtje en handjes.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van fiets?

Slide 8 - Open vraag

Verkleinwoorden
  • Bij woorden met -l, -n, -w en -r schrijf je -tje.

Het deurtje
Het schoentje
Het leeuwtje

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van stoel?

Slide 10 - Open vraag

Verkleinwoorden
  • Bij woorden met -a, -o en -u schrijf je -tje.
  • Er komen twee letters.

Het autootje
Het parapluutje
Het laatje

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van mama?

Slide 12 - Open vraag

Verkleinwoorden
Maar... Sommige woorden zijn anders. 
Die woorden moet je leren.

Het jongetje
Het ringetje
Het gaatje

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van man?
A
mantje
B
manje
C
mannetje
D
mandje

Slide 14 - Quizvraag

Boek: Grammatica
Ga naar les 14.
Lees de tekst samen. 

Slide 15 - Tekstslide

Boek: Grammatica
Maak vraag 41 en 42. 

Klaar? 
Roep de docent. 
Werk aan de weektaak.

Slide 16 - Tekstslide

Tot morgen!

Slide 17 - Tekstslide