Taak 7 waar wonen mensen?
1 / 31
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Tekstslide
Het aantal mensen op de wereld is gegroeid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
In elk gebied wonen evenveel mensen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
In gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid wonen veel mensen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Video
Slide 12 - Tekstslide
Als de bevolking in een land groeit, dan is het sterftecijfer ..................... dan het geboortecijfer.
A
hoger
B
lager
Slide 13 - Quizvraag
X
Slide 14 - Sleepvraag
Als de bevolking in een land krimpt, dan is het sterftecijfer ..................... dan het geboortecijfer.
A
hoger
B
lager
Slide 15 - Quizvraag
x
Slide 16 - Sleepvraag
Slide 17 - Tekstslide
Laag geboortecijfer
Laag sterftecijfer
Hoog
geboortecijfer
Hoog
sterftecijfer
Weinig seksuele voorlichting
Hongersnood
Goede gezondheidszorg
Oorlog
Vrouwen willen carrière maken
Veel kennis over goede voeding en hygiëne
Vrouwen krijgen op late leeftijd kinderen
Vrouwen krijgen op jonge leeftijd kinderen
Slide 18 - Sleepvraag
Slide 19 - Tekstslide
Het gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer.
Het aantal levendgeborenen per 1000 inwoners per jaar.
Er worden per jaar meer mensen geboren dan er sterven.
Het aantal sterfgevallen met 1000 inwoners per jaar.
Er sterven dat jaar meer mensen dan er geboren worden.
Bevolkingsdichtheid
Geboortecijfer
Geboorteoverschot
Sterfteoverschot
Sterftecijfer
Slide 20 - Sleepvraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Wat is immigratie?
A
Dat mensen naar een ander land vertrekken
B
Dat mensen op vakantie gaan
C
Dat mensen in een ander land komen wonen
D
Dat de koning gratie verleent
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen emigratie en immigratie?
Slide 29 - Open vraag
Slide 30 - Tekstslide
Tijdens deze les heb ik actief meegedaan
A
Helemaal mee eens
B
Mee eens
C
Mee oneens
D
Helemaal mee oneens
