HERHALING IB WO2

Toets vrijdag 10 februari

Interbellum en Tweede Wereldoorlog: weging 4!
Belangrijke toets
3 lessen oefenen!
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets vrijdag 10 februari

Interbellum en Tweede Wereldoorlog: weging 4!
Belangrijke toets
3 lessen oefenen!

Slide 1 - Tekstslide

          Agenda voor vandaag
Agenda voor vandaag
  1. Zelfstandig maken § 6 examenopdrachten 
  2. vraag 1 t/m 15
  3. Werkboek 64/65 - Lesboek 78/80
  4. Nakijken examenvragen
  5. Klaar? Maken § 7 Kennen/Kunnen bladzijde 67/67 werkboek 
          Welkom GS41
timer
20:00

Slide 2 - Tekstslide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo

Slide 3 - Tekstslide

§ 6 Examenopdrachten
Dit proefexamen bestaat uit 15 vragen. Hiervoor zijn maximaal 29 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten een goed antwoord oplevert. Schrijf je antwoorden op een apart antwoordblad. Schrijf bij meerkeuzevragen alleen de goede letter op.

GEEN BOEK GEBRUIKEN!





GEEN BOEK GEBRUIKEN EN ZELFSTANDIG WERKEN!

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken examenopdrachten

Slide 5 - Tekstslide

1
1p  Hieronder staan vier gebeurtenissen die te maken hebben met de wijziging van de Grondwet in 1848:
1 De officiële uitgave van de nieuwe grondwet wordt gedrukt.
2 In het buitenland komt een deel van het volk in opstand en eist meer politieke invloed op de regering.
3 Koning Willem II benoemt een commissie om de wijziging van de grondwet voor te bereiden.
4 Voorzitter Thorbecke van de grondwetscommissie presenteert het voorstel voor de nieuwe
grondwet.
→ Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
Doe het zo: Eerst …, dan …, vervolgens … en ten slotte … (vul nummers in).
  • Eerst 2, dan 3, vervolgens 4 en ten slotte 1.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

2
Gebruik HB bron 1.
1p  → Noem een reden waarom kroonprins Willem nooit koning zou willen worden.

  • De koning verloor met de grondwet van 1848 veel van zijn macht.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

3
Gebruik HB bron 2.
1p Welk begrip past bij deze bron?
A Grondwet van 1815.
B Klassieke grondrechten.
C Ministeriële verantwoordelijkheid.
D Sociale grondrechten.
  • B

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

4
Gebruik HB bron 3.
1p  Welke bewering over de foto is juist?
A Deze foto uit 1914 laat zien dat gehandicapte mensen in het begin van de oorlog ook uit enthousiasme in dienst wilden.
B Deze foto uit 1914 laat zien dat iedereen nodig was voor de aanstaande snelle oorlog, die niet lang zou duren.
C Deze foto uit 1918 laat zien dat er aan het einde van de oorlog zo weinig soldaten waren,
dat iedereen mee moest vechten.
D Deze foto uit 1918 laat zien dat aan het einde van oorlog veel oud-soldaten
demonstreerden tegen de Duitse overgave.
  • D

Slide 12 - Tekstslide

5
2p Een invulopdracht over de Eerste Wereldoorlog.
1 De meeste slachtoffers tijdens de Eerste Wereldoorlog waren … (burgers / soldaten).
2 Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstond in Noord-Frankrijk en België een … (burgeroorlog / loopgravenoorlog).
3 Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden Nederlandse soldaten … (gemobiliseerd /gedistribueerd).
4 Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden voor het eerst … (atoombommen / gifgasbommen)
gebruikt.
→ Kies telkens uit de twee mogelijkheden (de woorden tussen haakjes).
Doe het zo: Zin 1: … (vul je keuze in). (enzovoort tot en met zin 4)

Slide 13 - Tekstslide

5
  • Zin 1: soldaten.
  • Zin 2: loopgravenoorlog.
  • Zin 3: gemobiliseerd.
  • Zin 4: gifgasbommen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

6
Gebruik HB bron 4.
2p De Duitse bevolking kreeg door de economische problemen die in de bron beschreven zijn, minder vertrouwen in de democratie van de Republiek van Weimar.
→ Wat is de naam van de economische ontwikkeling die in de bron beschreven is?
→ Geef ook aan waarom door deze economische ontwikkeling het vertrouwen in de democratie afnam.
Doe het zo:
De bron past bij het volgende begrip: … (noem begrip).
Dit leidde ertoe dat het vertrouwen in de democratie afnam, omdat … (geef verklaring).

Slide 16 - Tekstslide

6
De bron past bij het volgende begrip: 
  • inflatie (of geldontwaarding).
  • Dit leidde ertoe dat het vertrouwen in de democratie afnam, omdat de Duitse bevolking zag dat de (nieuw gekozen) parlementen/de (nieuwe) regering(en) (tijdens de Republiek van Weimar) de economische problemen/de armoede niet konden oplossen/de inflatie niet konden stoppen.

Slide 17 - Tekstslide

7
2p  Duitsland kreeg in 1924 economische hulp.
→ Geef de naam van deze economische hulp aan Duitsland.
→ Welke twee doelen had deze hulp?
Doe het zo:
De naam van de economische hulp aan Duitsland in 1924: … (noem de naam).
Dit waren de twee doelen:
1 … (noem doel 1).
2 … (noem doel 2).

Slide 18 - Tekstslide

7
  • De naam van de economische hulp aan Duitsland in 1924: Dawesplan. (1 punt)
  • Dit waren de twee doelen:
  • 1 de Duitse economie op gang brengen; (0,5 punt)
  • 2 de herstelbetalingen weer op gang brengen; (0,5 punt)
  • De volgorde van de genoemde doelen maakt niet uit.

Slide 19 - Tekstslide

8
1p  Volgens sommige historici heeft de beurskrach van 1929 de komst van Adolf Hitler mogelijk gemaakt.
→ Geef een argument voor deze bewering.
Doe het zo: Argument voor deze bewering: … (noem een argument).
  • Argument voor deze bewering: Doordat de Amerikaanse overheid tijdens de beurscrisis onvoldoende geld had, werd de financiële hulp aan Duitsland stopgezet. Hierdoor ontstond in Duitsland grote armoede en werkloosheid, wat een voedingsbodem was voor de ideeën van Adolf Hitler

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

9
Gebruik HB bron 5.
1p  Deze poster werd eind jaren 20 gemaakt in opdracht van de NSDAP.
→ Wat is de propagandaboodschap van deze poster?
  • Duitsland gaat met een sterke leider een goede toekomst tegemoet.

Slide 22 - Tekstslide

10
Gebruik nogmaals HB bron 5.
1p De tekenaar gebruikt symbolen om de boodschap van de NSDAP duidelijk te maken.
→ Noem één symbool waaraan je het optimisme van de NSDAP kunt aflezen. Doe het zo:
Het optimisme blijkt uit … (noem het symbool), want … (geef uitleg).

Slide 23 - Tekstslide

10
Het optimisme blijkt uit:
  • − het afbeelden van Hitler als een krachtige leider, want het volk staat achter hem;
  • − het afbeelden van Hitler als een krachtige leider, want hij balt zijn vuist stevig;
  • − de zonnestralen, want die voorspellen een goede toekomst/een mooie dag;
  • − de adelaar hoog in de lucht, want die kan, net zoals Duitsland, tot grote hoogte komen.
Alleen bij een juiste combinatie van een onderdeel van de bron met een juiste uitleg, mag 1 punt
worden toegekend.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

11
Gebruik HB bron 6.
2p  Welke twee begrippen hebben te maken met deze bron?
A Gelijkschakeling.
B Gestapo.
C Hitlerjugend.
D Rassenleer.
E SS.
  • A en B

Slide 26 - Tekstslide

12
2p In de periode 1933-1939 kregen Joden in Duitsland in het dagelijks leven te maken met antisemitisme.
→ Noem twee verschillende voorbeelden waaruit dit antisemitisme blijkt.
Doe het zo:
Voorbeeld 1: … (geef voorbeeld).
Voorbeeld 2: … (geef voorbeeld).

Slide 27 - Tekstslide

12
Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende):
  • − een verbod tot het betreden van winkels/delen van een stad/dorp;
  • − het blootstaan aan verbaal en/of fysiek geweld;
  • − het niet toestaan van ‘gemengde’ huwelijken;
  • − het uitsluiten van een vereniging, een beroep en/of een opleiding;
  • − de Kristallnacht.

Slide 28 - Tekstslide

13
2p Deze spotprent werd gemaakt in 1938. De tekenaar heeft kritiek op de appeasementpolitiek van Engeland en Frankrijk.
→ Geef de aanleiding voor deze spotprent.
→ Leg uit, met behulp van een onderdeel van de spotprent, welke kritiek de tekenaar heeft.
Doe dit door:
- eerst aan te geven wat de aanleiding voor het maken van de prent is, en
- daarna met behulp van de bron aan te geven waarop de tekenaar kritiek heeft, en  tot slot een onderdeel van de spotprent te noemen waaruit zijn kritiek blijkt.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

13
  • De aanleiding is: de Conferentie van München. (1 punt)
  • De kritiek van de tekenaar is: Engeland en Frankrijk laten Hitler met hun appeasementpolitiek landen innemen zonder dat ze daartegen optreden. (0,5 punt)
  • Dat laat hij zien door: Hitler af te beelden als de Kerstman en de landen die ingenomen gaan worden als kleine kinderen die in een zak verdwijnen/op het bed te schrijven ‘de voormalige Frans- Engelse familie/op de zak te schrijven: Duitsland boven alles. (0,5 punt)

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

14
Gebruik HB bron 8.
1p Welk kenmerk van het nationaalsocialisme sprak deze persoon aan?

  • Een sterke leider die beslissingen neemt.

Slide 33 - Tekstslide

15
2p Historici spreken van politieke, economische, sociale en culture veranderingen.
Vanaf de jaren 30 werd Stalin verheerlijkt door de pers, in kunst en door de bevolking.
→ Wat voor soort verandering was deze persoonsverheerlijking?
→ Verklaar je keuze.
Doe het zo:
Soort verandering: … (geef de verandering).
Verklaring: … (geef je verklaring).

Slide 34 - Tekstslide

15
  • Soort verandering: een culturele verandering.
  • Verklaring: Stalin werd onderwerp van veel kunst en het gedrag van mensen ten opzichte van hun
leider veranderde

Slide 35 - Tekstslide

22  10,0
21  9,6
20  9,2
19  8,8
18  8,4
17  8,0
16  7,5
15  7,1
14  6,7
13  6,3
12  5,9
11  5,5
10  5,1
9  4,7
8  4,3
7  3,9
6  3,5
5  3,0
4  2,6
3  2,2
2  1,8
1  1,4
0  1,0

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide