3.2 Longventilatie

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
  1. Je kunt van delen van het ademhalingsstelsel de functies en kenmerken noemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe zuurstof en koolstofdioxide door het bloed worden getransporteerd.
  3. Je kunt bij insecten en vissen beschrijven hoe gaswisseling plaatsvindt en hoe zuurstof naar de cellen wordt vervoerd.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BINAS 83D.
Bij welke temperatuur is hemoglobine eerder verzadigd?

A
20 graden
B
30 graden
C
37 graden
D
42 graden

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

83D. Hemoglobine van een volwassene verschilt iets met die van een ongeboren kind. In je spieren heb je een speciale vorm van hemoglobine: myoglobine.
Welke conclusie kun je trekken uit de tabel rechtsonderin?
A
Myoglobine bindt moeilijker met zuurstof dan hemoglobine
B
Hemoglobine van een ongeboren kind heeft een hogere affiniteit voor zuurstof dan hemoglobine van een volwassene
C
Bij een lage pO2 wordt minder zuurstof afgegeven door hemoglobine dan door myoglobine
D
Geen van alle conclusies.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier wordt het grootste deel van de CO2 die door dissimilatie ontstaat in het bloed vervoerd?
A
Als opgelost CO2 in het bloedplasma
B
Gebonden aan hemoglobine als HbCO2
C
Gebonden aan hemoglobine als HbHCO3
D
Als HCO3- opgelost in het bloedplasma

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor is het gunstig dat myoglobine een hogere affiniteit heeft voor zuurstof dan hemoglobine?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3: Gaswisseling en Uitscheiding
Basisstof 2: Longventilatie

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt.
  2. Je kunt beschrijven hoe het longvolume verandert tijdens ventilatiebewegingen.
  3. Je kunt beschrijven hoe de ademfrequentie wordt geregeld.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Long
Om longweefsel zit het longvlies. Deze ligt tegen het borstvlies aan.
Het borstvlies is vergroeid met de ribben en de tussenliggende spieren.

Als er lucht komt tussen het longvlies en het borstvlies is er sprake van een klaplong. De long ‘klapt’ in elkaar. Deze lucht kan met een drain worden verwijderd.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interpleurale ruimte

Een dun laagje vocht
       in een vacuum "ruimte"

     In de interpleurale ruimte
 heerst een negatieve druk (lager dan de buitendruk)

Slide 10 - Tekstslide

Twee dekglaasjes met vocht ertussen houden, kam je moeilijk van elkaaraf halen
Longventilatie
Longventilatie zijn de bewegingen die  nodig zijn om lucht van binnen naar buiten te krijgen en andersom.

Bij iedere inademhaling wordt het zuurstofgehalte verhoogt en bij iedere uitademing wordt het koolstofdioxidegehalte verlaagd.

Het koolstofgehalte in het bloed zorgt voor een ademprikkel in de hersenstam.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Longventilatie
In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats 
Rest van de luchtwegen = de "dode ruimte"

Ingeademde lucht: 20% zuurstof
Uitgeademde lucht: 16% zuurstof
De lucht in de longblaasjes bevat 
ongeveer 13% zuurstof

Hoe kan dit verklaard worden?
Longblaasjes
O2 13%
In -->
O2 20%
Uit <--
O2 16%

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Borstademhaling
(ribademhaling)
Buikademhaling
(middenrifademhaling)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Borstademhaling
Tekst
buistenste tussenribspieren
binnenste tussenribspieren

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Buikademhaling

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademvolume
Het ademvolume is de hoeveelheid lucht die je uitademt in rust. Bij de inademing zijn er wel spieren betrokken. De uitademing gaat onder invloed van de zwaartekracht.
Binas 83B
Zoek deze woorden op in je boek!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Respirogram (1)
  • Ademvolume (V): het ademvolume is de hoeveelheid lucht die je uitademt in rust.

  • Vitale capaciteit (VC): de vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht die je uitademt na een hele diepe inademing en een krachtige uitademing.

  • Restvolume (RV): zelfs na een hele diepe uitademing blijft er nog lucht achter in je longen. Deze achtergebleven hoeveelheid lucht noemen we het restvolume.

  • Longcapaciteit (TC): de longcapaciteit is de werkelijke inhoud van de longen. Deze bestaat uit de (te meten) vitale capaciteit en het restvolume van de longen.



V = ademvolume
IRV = inspiratoir reservevolume
ERV = expiratoir reservevolume
RV = restvolume
VC = vitale capaciteit
TC = (Totale) Longcapaciteit

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Respirogram (2)
  • Inspiratoir reservevolume (IRV) = lucht die bij een diepe inademing extra wordt ingeademd
  • Expiratoir reservevolume (ERV) = lucht die bij een diepe uitademing extra wordt uitgeademd
  • Restvolume (RV) = lucht die na diepe uitademing achterblijft in de longen 


V = ademvolume
IRV = inspiratoir reservevolume
ERV = expiratoir reservevolume
RV = restvolume
VC = vitale capaciteit
TC = (Totale) Longcapaciteit

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het regelen van je ademhaling
De zintuigcellen (in de hersenstam, halsslagader en aorta) meten de hoeveelheid CO2  --> chemoreceptoren

De zintuigcellen sturen impulsen naar het ademcentrum

Het ademcentrum stuurt impulsen naar de tussenrib- en middenrifspieren

Je ademhaling verandert

De zintuigcellen meten de hoeveelheid CO2

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademprikkel
Het ademcentrum reageert op prikkels van het lichaam (chemoreceptoren in de aortaboog).
Zeer lage O2 concentratie bloed: 
ademfrequentie en ademvolume moeten omhoog

Hormonen (zoals adrenaline) beinvloeden ook je ademcentrum.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekreceptoren
Rekreceptoren meten de mate van rekking in de longen. Bij het afgeven van een impuls wordt de inademing geremd.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt.
  2. Je kunt beschrijven hoe het longvolume verandert tijdens ventilatiebewegingen.
  3. Je kunt beschrijven hoe de ademfrequentie wordt geregeld.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken: opdracht 15 t/m 24

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de leerdoelen van deze les onder de knie
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind je lastig/moeilijk?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies