Hoofdstuk 6 paragraaf 4

Hoofdstuk 3 Elektriciteit
Paragraaf 3.3 Elektriciteit in huis
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 Elektriciteit
Paragraaf 3.3 Elektriciteit in huis

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

In welk schakelschema is de spanningsmeter op de juiste wijze aangesloten?
A
B
C
D

Slide 3 - Quizvraag

Welke batterijen zijn in serie geschakeld?
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Taalvraag (37b):

Slide 5 - Open vraag

Werkwijze les
1) Start Lessonup doornemen

2a) Uitgebreidere uitleg verschil kortsluiting en overbelasting

2b) Maken hoofdstuk 6 paragraaf 4
        Taalvraag: 45 + 50 (a+b) + 51b         



15 minuten

  5 minuten


15 minuten


Klaar --> Maak alvast een mindmap of samenvatting

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt 5 onderdelen van de meterkast noemen en uitleggen waar ze voor dienen.
  • Je kunt uitleggen hoe kortsluiting en overbelasting ontstaan.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

De meterkast in huis

Slide 9 - Tekstslide

Zekerheden
- Overbelasting (zekering):
Te veel apparaten aan op 1 groep --> gevaar dat stroomdraad te warm wordt --> zekering gaat uit
         
- Kortsluiting (zekering):
De min- en plusdraad raken elkaar aan --> gevaar dat een vonk/brand ontstaat--> zekering gaat uit;

- Lekstroom (aardlekschakelaar):
Ergens lekt stroom --> gevaar dat jij de stroom aanraakt --> aardlekschakelaar gaat uit

    

Slide 10 - Tekstslide

Met welk onderdeel wordt de hoeveelheid verbruikte energie gemeten?
(Klik op de afbeelding voor een vergroting)
A
Elektriciteitsmeter
B
kWH-meter
C
Hoofdschakelaar
D
Aardlekschakelaar

Slide 11 - Quizvraag

Welk onderdeel in de meterkast meet
of er stroom 'weg lekt'?
(Klik op de afbeelding voor een vergroting)
A
Elektriciteitsmeter
B
kWH-meter
C
Hoofdschakelaar
D
Aardlekschakelaar

Slide 12 - Quizvraag

Waarom wordt de stroom verdeeld in
groepen voordat het verder het huis in kan?

A
Anders werkt de aardlekschakelaar niet goed.
B
Anders kun je niet goed meten hoeveel stroom er verbruikt wordt.
C
Je hebt dan minder kans dat er kortsluiting ontstaat.
D
Als er teveel apparaten worden ingeschakeld, wordt de stroomsterkte te groot en worden de draden te warm.

Slide 13 - Quizvraag

Op één groep met een zekering van 16 Ampère zijn de volgende apparaten geschakeld:
Wasmachine (6 Ampère), een wasdroger (5 Ampère) en een elektrische oven (4 Ampère). Hoeveel stroom verbruiken de apparaten samen als ze tegelijkertijd aan staan?
A
15 Ampère
B
31 Ampère

Slide 14 - Quizvraag

Op één groep met een zekering van 16 Ampère zijn de volgende apparaten geschakeld:
Wasmachine (6 Ampère), een wasdroger (5 Ampère) en een elektrische oven (4 Ampère). Er wordt nog een zonnebank (5 Ampère) ingeschakeld. Wat gebeurt er in de meterkast?
A
Niets
B
Er ontstaat kortsluiting en de aardlekschakelaar schakelt de stroom uit.
C
Er ontstaat overbelasting en de aardlekschakelaar schakelt de stroom uit.
D
Er ontstaat overbelasting en de groepszekering schakelt de stroom uit.

Slide 15 - Quizvraag

Werkwijze les
1) Start Lessonup doornemen

2a) Uitgebreidere uitleg verschil kortsluiting en overbelasting

2b) Maken hoofdstuk 6 paragraaf 4
        Taalvraag: 45 + 50 (a+b) + 51b             



15 minuten

  5 minuten


15 minuten


Klaar --> Maak alvast een mindmap of samenvatting

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Werkwijze les
1) Start Lessonup doornemen

2a) Uitgebreidere uitleg verschil kortsluiting en overbelasting

2b) Maken hoofdstuk 6 paragraaf 4
        Taalvraag: 45 + 50 (a+b) + 51b             



15 minuten

  5 minuten


15 minuten


Klaar --> Maak alvast een mindmap of samenvatting

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt 5 onderdelen van de meterkast noemen en uitleggen waar ze voor dienen.
  • Je kunt uitleggen hoe kortsluiting en overbelasting ontstaan.

Slide 19 - Tekstslide