Uit welke twee delen bestaat de passé composé?
De passé composé bestaat uit een hulpwerkwoord: avoir (hebben) of être (zijn) en een voltooid deelwoord.
Ik heb gisteren friet gegeten = Hier, j'ai mangé des frites.
Jij hebt een boek gekozen = Tu as choisi un livre.
Hij heeft een huis verkocht = Il a vendu une maison.
Zij is naar school gegaan = Elle est allée au collége.