Clase 2

   Clase 2
   Y tú, ¿Cómo eres?

   thema: Uiterlijk en sport

   Havo 2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

   Clase 2
   Y tú, ¿Cómo eres?

   thema: Uiterlijk en sport

   Havo 2

Slide 1 - Tekstslide

¡Feliz año nuevo!
26:35

Slide 2 - Tekstslide

Información P2
Periodisering: 1-2-1-2

18-12-24: PO mi mejor amigo (weging 1) 
Informatie komt nog

Toetsweek 2: Capítulo 3 (weging 3) 
Zie volgende slide

Slide 3 - Tekstslide

Toetsstof C3
- Vocabulario 3.1 t/m 3.4 L-R (p. 121 & 122 van je WB)
- Frases clave L-R/R-L (bron E + K, TB. P. 30 & 33)
- Bijvoeglijk naamwoord (Bron D, TB. P. 30)
- Werkwoorden met klinkerwisseling van o/u -> ue (Bron G. TB. P. 31)
- Gebiedende wijs (bron J. TB. P. 33)
- Werkwoorden in de presente en presente perfecto

Slide 4 - Tekstslide

Los deberes
Estudiar: 
- Vocabulario 3.1 
- Frases clave E

Hacer:
- ej. 1
 - Ej. 12abc
- Ej. 14a


Slide 5 - Tekstslide

La barba

Slide 6 - Open vraag

Pequeño

Slide 7 - Open vraag

Delgado

Slide 8 - Open vraag

viejo

Slide 9 - Open vraag

Castaño

Slide 10 - Open vraag

Pretérito/presente perfecto
- Para hablar de una acción pasada, una acción que está finalizada, pero que ha ocurrido en un tiempo que todavía no ha finalizado. 

Ejemplo:
1. Este verano he ido a Barcelona.
2. He comido paella hoy.
3. Yo he viajado a Cataluña este año.

Slide 11 - Tekstslide

Ejercicio 1: Vervoeg het hulpwerkwoord 'haber' juist.
1. Yo _____ estudiado mucho para la prueba.
2. Tú _____ trabajado en el supermercado
3. Nosotros _____ vivido en España.
4. Ella _____ comido una pizza.
5. Vosotros _____ bailado en la fiesta.

Slide 12 - Tekstslide

ejercicio 2: vervoeg zowel het hulpwerkwoord als het participio juist.
1. María y yo _______ (bailar) samen.
2. ¿Tú _______ (mirar) de film?
3. Mis amigos _______ (viajar) naar Italië.
4. Yo _______ (comprar) een nieuwe fiets.
5. ¿Vosotros _______ (leer) het boek?

Slide 13 - Tekstslide

Las respuestas
  1. María y yo hemos bailado samen.
  2. ¿Tú has mirado de film?
  3. Mis amigos han viajado naar Italië.
  4. Yo he comprado een nieuwe fiets.
  5. ¿Vosotros habéis leido het boek?

Slide 14 - Tekstslide

Conjugaciones
1. Ga naar verbuga.eu

2. Oefen de onderstaande werkwoorden in de presente en presente (pretérito) perfecto. 

3. Lees goed welke tijd er van je wordt verwacht vóór je het antwoord typt. 

verbos: 
Hablar, comer, escribir, buscar, leer, vivir, ser, tener, estar, saber, poner, dar, salir, empezar, perder, preferir, poder, contar

10 minuten in volledige stilte
timer
10:00000

Slide 15 - Tekstslide

Las reglas de los adjetivos:
1. 

2. 

3. 

Slide 16 - Tekstslide

Los adjetivos/ ¿Quién es quién?
  1. Bekijk de praatplaat
  2. Luister naar het voorbeeld van de docent
  3. Schrijf zelf 3 kenmerken van 1 poppetje. Gebruik hiervoor de uitgedeelde praatplaat.

Slide 17 - Tekstslide

Los adjetivos/ ¿Quién es quién?
  1.  Schrijf nummer 1 t/m 5 onder elkaar in je schrift. 
  2. Wanneer iemand uit de klas de beurt krijgt, noemt hij/zij de geschreven kenmerken op. 
  3. De rest van de klas schrijft de naam op van de juiste persoon

Slide 18 - Tekstslide

Mi mejor amigo/a

Slide 19 - Tekstslide

Open huis

Slide 20 - Tekstslide