Conditionals

Conditionals
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Conditionals

Slide 1 - Tekstslide

Conditionals (voorwaarden)
Een conditional bestaat uit twee onderdelen:
de if-clause + de main-clause.

Slide 2 - Tekstslide

Conditionals (voorwaarden)
Een conditional bestaat uit twee onderdelen:
de if-clause + de main-clause.
De if-clause benoemd een voorwaarde en de main-clause benoemd het gevolg van de voorwaarde. Er zijn 4 verschillende conditionals.

If you commit a crime, you go to jail.
                                                      

Slide 3 - Tekstslide

Zero conditional
Je gebruikt de zero conditional om feiten te benoemen, voor dingen die over het algemeen kloppen of wanneer er waarschijnlijk en voorwaarde wordt behaald.


Slide 4 - Tekstslide

Zero conditional
present simple (if-clause), present simple (main-clause)


The streets get wet if it rains.
If you leave ice in the sun, it melts.
If you commit a crime, you go to jail.

Slide 5 - Tekstslide

Water _____ ice if you ______ it.
A
became, freeze
B
becomes, froze
C
becomes, freeze
D
becomes, freezes

Slide 6 - Quizvraag

If I ________(wake up) late, I ______(to be) late for work.

Slide 7 - Open vraag

If you ____ (mix) water and electricity, you _____ (get) a shock.

Slide 8 - Open vraag

First conditional
The first conditional wordt gebruikt om situaties die echt of mogelijk zijn in de nabije toekomst.

present simple (if-clause), will/shall +infinitive (main-clause)

If you study, you will pass the exam.
Your room will look nicer if you clean it.




Slide 9 - Tekstslide

If you _____ (leave) now, you _____ (be) in time for the show.
A
left, are
B
leave, will be
C
leave, will am
D
left, was

Slide 10 - Quizvraag

We _____ (buy) you an extra present if we _____ (forget) your birthday.

Slide 11 - Open vraag

If I _____ (see) her, I ______ (tell)

Slide 12 - Open vraag

Second conditional
The second conditional wordt gebruikt voor situaties die niet echt of onwaarschijnlijk zijn. 

past simple (if-clause), would/could + infinive (main-clause)

If she owned a dog, she would go outside more often.
I wouldn't leave without an umbrella if I were you.


Slide 13 - Tekstslide

If he _____ here now, I _______ him off.
A
were, would tell
B
was, would tell
C
were, will tell
D
was, would tell

Slide 14 - Quizvraag

I ______(to be) glad if she _____(come)

Slide 15 - Open vraag

If I _____(win) the lottery, I _______(buy) a big house.

Slide 16 - Open vraag

Third conditional
Je gebruikt de third conditional voor fictieve situaties. 

past perfect (if-clause), would/could have + voltooid deelwoord (main-clause).

If I had read the manual, I would have known what to do.
We could have been on time if we had left earlier.

Slide 17 - Tekstslide

If she ______ earlier, she _______ on time.
A
had left, will be
B
had left, would have been
C
left, would have been
D
left, will be

Slide 18 - Quizvraag

If they ______(ask) me, I ______(give) them some information.

Slide 19 - Open vraag

If she ______(study), she _______(pass) the exam.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide