presentaties vanaf volgende week = week 15 4. vandaag : Wat is weektaak voor week 14 ? maken van online deeltoets werkwoordspelling
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2
In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
programma week 14 /1
aanwezigheid, stamgroepen
vorige les: Reader deel 2
presentatie opdracht : morgen : boek meenemen
presentaties vanaf volgende week = week 15 4. vandaag : Wat is weektaak voor week 14 ? maken van online deeltoets werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
NN online , digitaal toetsen, deeltoets Spelling werkwoorden ,
code invoeren : 5 cijfers .....
13579
Slide 2 - Tekstslide
Aan het werk!
Aan het werk NN online
opdrachten weektaak 13
weektaak 14
morgen is af : Opdrachten
Lezen 1, 2, 4 en 6a
Slide 3 - Tekstslide
olw of blw ?
Slide 4 - Tekstslide
programma week 14 /2
aanwezigheid, stamgroepen
presentatie opdracht : boek meenemen/boek titel bekend
presentaties vanaf volgende week = week 15
vandaag :
toets werkwoordspelling bekijken
uitleg bij par. Lezen
controle/paraaf week 13
Slide 5 - Tekstslide
programma week 14 /3
aanwezigheid, stamgroepen
toets werkwoordspelling : inhaal
vervolg uitleg bij par. Lezen : tekstverbanden / instructies
controle/paraaf week 13
aan het werk met opdrachten taakwerk
Slide 6 - Tekstslide
geef aan met gebruik van chronologische
signaalwoorden hoe een game wordt gemaakt
Slide 7 - Tekstslide
Tekstverband = toelichting /uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
en
Slide 8 - Sleepvraag
programma week 15 /3
aanwezigheid, stamgroepen
vorige les: instuctie geven en luisteren naar een instructie
vandaag :presentatie opdracht : Esmee, Tess en Daniel
zelfstandig werken aan opdrachten weektaak 14 en 15
opdrachten woordenschat :
Slide 9 - Tekstslide
Wat is een instructie? Waar herken je deze teksten aan? Benoem soorten teksten waarin instructie gegeven wordt.
Slide 10 - Open vraag
programma week 15 /1
aanwezigheid, stamgroepen
vorige week : vraag
presenteren : nog wat theorie
Daniel
aan het werk met opdrachten taakwerk
Slide 11 - Tekstslide
instructie geven en uitvoeren
Bij een instructie leg je iemand uit hoe je iets moet doen.
Je moet de informatie in een logische volgorde opschrijven.
De meeste zinnen in een instructie beginnen met een doe /werkwoord.
Schrijf korte en duidelijke zinnen.
goed luisteren
let op doe-woorden
signaalwoorden
in de goede volgorde uitvoeren
Slide 12 - Tekstslide
Presenteren.... kun je leren!
Slide 13 - Tekstslide
Ik vind presenteren spannend.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
In een presentatie kun je verbale en non-verbale communicatie gebruiken....
Slide 15 - Tekstslide
Wat is verbale communicatie?
A
Spreken
B
Spreken en luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van non-verbale communicatie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Tekens & Symbolen
B
Praten met handen en voeten
C
Lichaamshouding
D
Van je gezicht aflezen
Slide 17 - Quizvraag
Wat is belangrijk aan je houding?
Slide 18 - Woordweb
Zoek de verschillen....
Je krijgt nu twee filmpjes te zien van personen die presenteren. Wat zijn verschillen tussen deze twee presentaties?
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Welke verschillen kun je noemen?
Slide 22 - Woordweb
Slide 23 - Video
Tips: - Spreek rustig en duidelijk. - Kijk je publiek zo veel mogelijk aan. - Bedenk voor jezelf van tevoren vragen. Welke vragen zouden de toehoorders kunnen stellen? - Zorg voor een logische indeling (inleiding - middenstuk - slot) - Duidelijke zinnen
- Humor?!
- Wees creatief!
- Bedank je publiek
Slide 24 - Tekstslide
Instructie uitvoeren
Een instructie laat stap voor stap zien wanneer en hoe je iets moet doen.
Je herkent een instructie vaak aan doe-woorden.
Neem een liter bouillon.
Bij recepten of reparaties zie je vaak een opsomming.
Slide 25 - Tekstslide
Instructie uitvoeren
Kijk en/ of luister goed.
Let op doe-woorden.
Let op signaalwoorden (stap 1, of vervolgens).
Voer de stappen uit in de volgorde waarin ze beschreven worden.
Slide 26 - Tekstslide
Hoe ging dit?
Waarom lukte dit wel of niet?
Slide 27 - Tekstslide
instructie schrijven
Opdracht : Schrijf een duidelijke instructie voor je buurman.
volgens deze instructie : Hij /zij moet :
op het digibord,
op You tube ,
het nummer De Zon op van Diggy Dex afspelen
en weer stoppen bij 01:25
Daarna moet hij weer gaan zitten en roepen : Klaar !
Slide 28 - Tekstslide
Aan het werk!
Aan het werk NN online
opdrachten weektaak 14
weektaak 15
controle /paraaf week 13
Opdrachten
Lezen 1, 2, 4 en 6a
Slide 29 - Tekstslide
programma week 16 /3
aanwezigheid, stamgroepen
gister : uitleg theorie bij H 4 par. Woordenschat / woordraadstrategie nr.4
vandaag :
Slide 30 - Tekstslide
Woordraadstrategie
Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:
Zoek bij een moeilijk , onbekend woord in de tekst naar een :
synoniem
omschrijving, definitie uitleg video
voorbeeld
tegenstelling
Slide 31 - Tekstslide
tegenstelling
woord plus voorvoegsel
geloofwaardig
ongeloofwaardig
verbaal
nonverbaal
een ander voorvoegsel
import
export
inpakken
uitpakken
heel ander woord
ruw
glad
licht
zwaar
Slide 32 - Tekstslide
boek /e book blz 115
oefening 1 samen
papier /pen
oefening 2 op papier plus tekst
Slide 33 - Tekstslide
programma week 16 /3
aanwezigheid, stamgroepen
gister : woordbetenissen vinden via opsporen van tegenstellingen: terugblik vraag
vandaag :
presentaties ? Daniel , Noor, Jolien
afmaken opdrachten H4 Woordenschat
Kahoot
Slide 34 - Tekstslide
Een voorbeeld van zo’n test: een kind moet zo snel mogelijk de inktkleur noemen van een woord dat zelf een andere kleur aanduidt. Het kind ziet bijvoorbeeld het woord ‘rood’ geschreven in blauwe inkt. Het duurt even voor de jonge hersenen de belangrijke informatie (de blauwe inkt) van de (6) irrelevante (het woord ‘rood’) onderscheiden. De kinderen moeten dus (7) essentiële zaken en bijzaken van elkaar scheiden.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Aan het werk!
Aan het werk NN online
opdrachten weektaak 14
weektaak 15
controle /paraaf week 13
Opdrachten
Lezen 1, 2, 4 en 6a
Slide 37 - Tekstslide
Kahoot
Slide 38 - Tekstslide
programma week 19 /1
aanwezigheid / stamgroepen
vorige les uitleg bij lezen en woordenschat Hoofdstuk 4 terugblikvraag
vandaag :
boekbesprekingen : nieuwschema
toets : verplaatst naar morgen :
wat is taakwerk voor weektaak 19 : It'sLearning
aan het werk /vragen voor de toets /boekbespreking
aan het werk / Lezen in Selfie = voorlezen
Slide 39 - Tekstslide
wat is de betekenis van het woord : irrelevant ?
Het duurt even voor de jonge hersenen het verschil kunnen zien tussen belangrijke informatie en irrelevante informatie.
1.voorvoegsels : i/ a /on / non/ in / im/ ; 2. ander voorvoegsel
3. heel ander woord
Slide 40 - Tekstslide
(de) accommodatie ruimte en voorzieningen voor een bepaald doel
(de) amateur liefhebber; ondeskundige
(de) ambitie wil om iets te bereiken
asymmetrisch niet met dezelfde vorm
begaafde getalenteerde
belanden terechtgekomen
(de) camper motorvoertuig waarin je kunt kan kamperen
(de) carrière loopbaan
(de) conditie voorwaarde; de toestand waarin iemand of iets zich bevindt; (het) uithoudingsvermogen
(het) dieet leefregel met betrekking tot het gebruik van voeding
(de) diëtiste iemand die je voedingspatroon in de gaten houdt
(de) doping pepmiddel; stimulerend middel
door dik en dun in goede en slechte tijden
essentiële belangrijke; noodzakelijke
faciliteiten voorzieningen
(de) finish eindpunt; eindstreep
(de) fitness conditietraining, meestal in een sportzaal
fitte sterke en gezonde
fysieke lichamelijke
geestdriftige enthousiaste
identiek overeenkomstig; gelijk
idolen grote voorbeelden
(het) imago beeld
inactieve niet veel aan beweging doende
individueel afzonderlijk
inspireren ideeën geven om iets te doen
irrelevante onbelangrijke
gerechtigd zijn toestemming hebben
karakteristiek kenmerkend
leken mensen die niet deskundig zijn
lief en leed delen plezierige en droevige zaken met elkaar beleven
maximaal hoogstens
mentale geestelijke
(de) mentaliteit de geestelijke instelling; de houding
met vallen en opstaan door steeds opnieuw te proberen als het niet gelukt is
(de) misvatting onjuiste opvatting
mits maar alleen als
na veel plussen en minnen na de voor- en nadelen tegen elkaar te hebben afgewogen
(de) ontspanning vermaak; amusement
op leven en dood hevig
optimale ideale
(de) picknick maaltijd in de open lucht
(de) prestatie resultaat; het vervullen van een taak
realistisch echt
recente niet oude; nieuwe
(het) record de beste prestatie die tot op een bepaald ogenblik op een bepaald gebied bereikt is