Engelse werkwoorden in het Nederlands 2

Welkom
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Ik persisteerde dat hij moest stoppen met herrie en amok te maken. Ik expliceerde dat ik niet mesjogge was geworden. Dat ik niet de ambitie had om de punaise in zijn humeur te constitueren. Dat het überhaupt niet mijn bedoeling was om al zijn communicatie als een Gestapo te gaan controleren. Dat het Engels an sich niet het probleem vormde, dat ik ook wel snapte dat hij het enigszins moest blijven gebruiken, om geen Fremdkörper te worden tussen zijn copains. Dat ik de controle op Engelse leenwoorden thuis zou injecteren met een bepaalde gemütlichkeit, zonder evenwel de gründlichkeit uit het oog te verliezen.
Ik persisteerde dat hij moest stoppen met herrie en amok te maken. Ik expliceerde dat ik niet mesjogge was geworden. Dat ik niet de ambitie had om de punaise in zijn humeur te constitueren. Dat het überhaupt niet mijn bedoeling was om al zijn communicatie als een Gestapo te gaan controleren. Dat het Engels an sich niet het probleem vormde, dat ik ook wel snapte dat hij het enigszins moest blijven gebruiken, om geen Fremdkörper te worden tussen zijn copains. Dat ik de controle op Engelse leenwoorden thuis zou injecteren met een 
bepaalde gemütlichkeit, zonder evenwel 
de gründlichkeit uit het oog te verliezen.
Lees dit stukje uit 'De lettervreter' van Wouter Deprez

Slide 2 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
die we in het Nederlands
gebruiken

Slide 3 - Woordweb

Verhaal schrijven
  • Minstens vijf woorden naar keuze uit woordwolk
  • Tien verplichte woorden                 (zie hand-out)
Instructies
  • in de VT (gisteren, vorig jaar…)
  • over een ‘hij’ of een ‘zij’ (hij gaat...)
  • afwisselen met ik-vorm (ik vond...)
  • werk in duo
  • op papier 
  • geen laptop, gsm, werkboek
  • schrijf netjes (afgeven)
  • fluoresceer de Engelse     werkwoorden
  • Tien minuten

Slide 4 - Tekstslide

<<< terug naar woordwolk
<<<  terug naar woordwolk

Slide 5 - Tekstslide

Verhaal verbeteren
  1. Kijk naar de Engelse werkwoorden in het verhaal
  2. Zoek bij welke voorbeeldzin het werkwoord past
  3. Onderlijn het werkwoord in het verhaal als je denkt dat het fout is
  4. Schrijf het correcte woord ernaast
  5. Noteer het nummer van de voorbeeldzin bij elk werkwoord 
Gebruik voorbeeldzinnen
  • Deze zinnen zijn correct
  • Zinnen zijn genummerd
  • Zie hand-out

Dus 
a) verbeter

b) verbind met nummer

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden uit het verhaal
Vermeld nummer + jouw voorbeeld
1. scannen

Slide 7 - Woordweb

Welke regels kunnen we formuleren?

Slide 8 - Open vraag

Pauze (5 min)

Slide 9 - Tekstslide

Na een lange relatie ..... Nino er op los.
(daten, verleden tijd)
A
date
B
gedate
C
datet
D
datete

Slide 10 - Quizvraag

Ze had eerder al in Oostenrijk ......
(paragliden, verleden tijd)
A
parageglide
B
geparaglided
C
geparaglidet
D
parageglided

Slide 11 - Quizvraag

Wat een saaie tenniswedstrijd! Er werd alleen maar....
(slicen, voltooid deelwoord)
A
slicet
B
gesliced
C
geslicet
D
geslict

Slide 12 - Quizvraag

Peter .... de televisie omdat zijn moeder binnenkomt.
(muten, tegenwoordige tijd)
A
mutet
B
mutete
C
mute
D
muten

Slide 13 - Quizvraag

Een Amerikaanse rechter .... het Canadese gerechtshof.
(overrulen, tegenwoordige tijd)
A
overrulede
B
overruled
C
overgerulede
D
overrulet

Slide 14 - Quizvraag

Ik .... deze oefeningen met Engelse werkwoorden.
(killen, tegenwoordige tijd)
A
kil
B
kiel
C
kill
D
killde

Slide 15 - Quizvraag

Ik .... in een geweldig team!
(baseballen, tegenwoordige tijd)

A
Baseball
B
Basebal

Slide 16 - Quizvraag

Ik ... mijn afval milieubewust.
(recyclen, verleden tijd)
A
recycelde
B
recyclete
C
recyclede
D
recyclette

Slide 17 - Quizvraag

Ondersteuning
  • Werkboek p. 299 - 302 oefeningen en uitleg
  • Taaladvies Vlaamse overheid (weblink in vak)
  • Onze Taal over 't ex-kofschip en de bromvliegzwaan (weblink in vak)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Verder oefenen
  • Surf naar woordenlijst.org
  • Zoek een Engels werkwoord op dat gebruikt wordt in het Nederlands
  • Schrijf op één kant van je blad een zin met dat werkwoord (oefening) 
  • Zet op de andere kant van het blad de verbetersleutel (oplossing)
  • Doe dit vijf keer. Je hebt dan vijf flashcards gemaakt
Oplossing
Oefening

Slide 20 - Tekstslide

Je nailed het!
Of niet?

Slide 21 - Tekstslide