Meerkeuzevragen

Wat zijn meerkeuzevragen?

Meerkeuzevragen zijn vragen waarbij er meerdere antwoorden (keuzes) zijn bij de vraag waaruit je moet kiezen om de vraag te beantwoorden. Meestal worden de opties (antwoorden) die je kunt kiezen met de letters A, B, C, D, enzovoort aangeduid.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Leren-lerenMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat zijn meerkeuzevragen?

Meerkeuzevragen zijn vragen waarbij er meerdere antwoorden (keuzes) zijn bij de vraag waaruit je moet kiezen om de vraag te beantwoorden. Meestal worden de opties (antwoorden) die je kunt kiezen met de letters A, B, C, D, enzovoort aangeduid.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Tijdvak 6 heet:
A
Tijd van Monniken en Ridders
B
Tijd van Steden en Staten
C
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
D
Tijd van Regenten en Vorsten

Slide 3 - Quizvraag


Tijdvak 6 is de periode..
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800

Slide 4 - Quizvraag

Tijdvak 7 is de tijd van...
A
ontdekkers en hervormers
B
regenten en vorsten
C
pruiken en revoluties
D
burgers en stoommachines

Slide 5 - Quizvraag

Tijdvak 7 loopt van...
A
1600-1700
B
1700-1800
C
1800-1900
D
1900-2000

Slide 6 - Quizvraag

Welk KA hoort NIET bij tijdvak 7?
A
uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
B
de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
C
voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme
D
de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Slide 7 - Quizvraag

Welk -isme ontstaat in tijdvak 7?
A
Abolitionisme
B
Absolutisme
C
Liberalisme
D
Socialisme

Slide 8 - Quizvraag

Welke belangrijke les leerde kardinaal Mazarin de jonge Lodewijk XIV
A
Lodewijk moest Frankrijk boven zichzelf plaatsen
B
Lodewijk moest Frankrijk samen met Mazarin leiden
C
Lodewijk moest Frankrijk als alleenheerser leiden
D
Lodewijk moest Frankrijk met een parlement leiden

Slide 9 - Quizvraag

Lees de bron.
In welk opzicht betekent deze uitspraak van Lodewijk XIV een discontinuïteit?
Kies het juiste antwoord.

A
Lodewijk XIV wil na de dood van Mazarin alleen regeren en geeft zijn Staatssecretarissen de opdracht om onderhandelingen met het buitenland te openen.
B
Lodewijk XIV is na de dood van Mazarin van plan om minder rekening te houden met de godsdienstige belangen van de Hugenoten.
C
Lodewijk XIV grijpt na de dood van Mazarin de macht en wordt een verlicht absoluut vorst.
D
Lodewijk XIV wil na de dood van Mazarin helemaal alleen regeren en zijn ambtenaren moeten zijn besluiten uitvoeren

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn hugenoten?
A
Franse katholieken
B
Franse joden
C
Franse protestanten
D
mensen die niet in Frankrijk geboren waren.

Slide 11 - Quizvraag

Welke verbetering voerde Lodewijck XIV uit t.a.v. het leger?
A
Hij keek naar kwaliteit i.p.v. afkomst
B
Hij stelde hoge adellijke heren aan
C
Hij stelde ambtenaren aan
D
Hij leerde ze betere gevechtstechnieken

Slide 12 - Quizvraag

Edict van Nantes (1598) gaf geen vrijheid van godsdienst, bestuur en onderwijs aan de Franse protestanten (hugenoten).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Wat was de belangrijkste reden dat Lodewijk XIV wilde dat hugenoten zich bekeerden tot het katholicisme?
A
Om politieke dominantie te vestigen.
B
Om economische voordelen te verkrijgen.
C
Om sociale harmonie in het land te bereiken.
D
Om religieuze eenheid in Frankrijk te bevorderen.

Slide 14 - Quizvraag

De hugenoten waren naar Nederland vertrokken omdat ...
A
ze op zoek waren naar werk.
B
ze in hun moederland in armoede leefden.
C
ze in de Republiek konden zeggen en schrijven wat ze dachten.
D
er in de Republiek godsdienstvrijheid was.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor de 30 opzichters?
A
Hugenoten
B
Intendanten
C
Mazarin
D
Fouquet

Slide 16 - Quizvraag

Lodewijk XV & Lodewijk XVI geloofden ook in één God, net zoals Lodewijk XIV

Is dit een voorbeeld van continuïteit of verandering
A
Continuïteit
B
Verandering

Slide 17 - Quizvraag

1. Lodewijk XVI was net als Lodewijk XIV een absoluut koning.
2. Lodewijk XIV werd met de guillotine onthoofd.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Beide zinnen zijn fout
C
Zin 1 is goed, zin 2 is fout
D
Zin 1 is fout, zin 2 is goed

Slide 18 - Quizvraag

Hiernaast zie je Jean-Baptiste Colbert.
Hij is voor koning Lodewijk XIV een belangrijke minister.

Colbert is de minister van...
A
Minister van Onderwijs
B
Minister van Algemene Zaken
C
Minister van Financiën
D
Minister van Buitenlandse Zaken

Slide 19 - Quizvraag

Wat is absolutisme?
A
een vorm van regeren waarbij het parlement alle macht heeft.
B
een vorm van regeren waarbij het volk alle macht heeft.
C
een vorm van regeren waarbij de vorst alle macht heeft.
D
een vorm van regeren waarbij een dictator alle macht heeft.

Slide 20 - Quizvraag

Colbert regelde de geldzaken van Lodewijk. Hoe zouden we Colbert in onze tijd noemen?
A
minister van Financiën
B
minister van Geldzaken
C
minister van Goudzaken
D
minister van Staatszaken

Slide 21 - Quizvraag

Waarom schakelde colbert wetenschappers in?
A
Om uitvindingen te doen
B
Om Frankrijk slimmer te maken
C
Om Frankrijk machtiger en rijker te maken
D
Om de koning uit te schakelen

Slide 22 - Quizvraag

Op welke twee manieren wilde Colbert zorgen dat het financieel beter ging met Frankrijk
A
Belastingen verhogen
B
Frankrijk moet meer geld verdienen
C
Het innen van belasting moet beter gaan
D
Meer handel met andere landen

Slide 23 - Quizvraag