Laatste les herhaling alles

NEDERLANDS
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • wat weten jullie nog?
  • korte herhaling belangrijkste punten
  • maken samenvatting OF boekopdracht OF opdrachten maken
  • Ruimte voor vragen

Slide 2 - Tekstslide

Les 35
Hoe herken je een enkelvoudige zin?
Hoe herken je een samengestelde zin?

Hoe herken je een hoofdzin?
Hoe herken je een bijzin?

Welke 2 soorten voegwoorden zijn er?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Les 36
Bij welk soort woord voegt een bijvoeglijke bepaling wat toe?
Wat is een bijvoeglijke bepaling?
Uit hoeveel woorden bestaat een bijvoeglijke bepaling?

Hoe herken je een bijstelling?

Slide 13 - Tekstslide

Les 36.1 - bijvoeglijke bepaling

‘Voegt’ extra informatie ‘bij’ een zelfstandig naamwoord


Direct voor of achter zelfstandig naamwoord (kun je de, het en een voor zetten)

Slide 14 - Tekstslide

Herkennen bijv. bep.
  • Zelfstandig naamwoorden in een zinsdeel?
  • Bijvoeglijke naamwoorden of telwoorden voor zelfstandig naamwoord? 

--> bijvoeglijke bepalingen 

Vijf rode fietsen | stonden | bij het hek.

Slide 15 - Tekstslide

Herkennen bijv. bep.
  • Kan ook achter het zelfstandig naamwoord 
  • Begint vaak met voorzetsel
Ik pas vandaag op de hond van mijn tante. 

  • Soms: bijvoeglijke bepaling in bijvoeglijke bepaling

Mijn oma woont in een flat naast de kathedraal van Parijs.


Slide 16 - Tekstslide

Bijstelling
= Bijzonder soort bijvoeglijke bepaling


Geeft ‘bijgestelde’ informatie over het zelfstandig naamwoord ervoor.

Slide 17 - Tekstslide

Bijstelling herkennen
  • tussen twee komma’s of komma en punt

 Mevrouw van Driessen, de directrice van het Maartenscollege, paste het schoolbeleid aan.


  • bijstelling verwisselbaar met woordgroep
 De directrice van het Maartenscollege, mevrouw van Driessen, paste het schoolbeleid aan.



Slide 18 - Tekstslide

Les 39
Wat zijn de verschillen tussen spreek- en schrijftaal?

Wat betekent 'formeel'?
Wat betekent 'informeel'?

Wat is 'verloedering'?
Wat is een 'groepstaal'?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Verloedering
= Toename spreektaal in geschreven teksten
 = meer slordigheid


Is dit taalontwikkeling of ‘taalverloedering’?
Wat vinden jullie?

Slide 23 - Tekstslide

Groepstalen
Groepstalen/sociolect = taalvariant van een bepaalde groep mensen. O.a.:

 (vak)jargon: vaktaal, taal bij een beroep of bezigheid
 straattaal: taal die jongeren met elkaar spreken, m.n. in grote steden
 Voetbaltaal: taal van voetballiefhebbers

Slide 24 - Tekstslide

Les 41
Waarom is het belangrijk om te weten wie je publiek is bij het schrijven van een tekst?


Wat is een medium?

Slide 25 - Tekstslide

Verplaats je in publiek
  Wie is de lezer?
  Wat wil je hem vertellen?
  Waarom leest hij jouw tekst?
  Welk taalgebruik is passend?

Slide 26 - Tekstslide

Medium
=  ‘middel om boodschappen over te dragen’


BIJV. 
 geprinte media:
 kranten, flyers, tijdschriften


Of sociale media (instagram etc.)

  


Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig 
Keuze:

- maak een samenvatting van de theorie
- leer de woordjes
- werk aan je vlog
- maak de opdrachten uit Kern
- maak een oefenblad

Slide 28 - Tekstslide

Veel succes!

Slide 29 - Tekstslide