Apprendre 1,2,3,4,5,10 unité 2 1HV

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Unité 2 - Moi et les autres

Hoe vertaal je:

het jaar?

1. l´anniversaire
2. l´an
3. la fête
4. meilleur

Hoe vertaal je:
de hond?

Welk woord hoort bij de afbeelding?

Le voisin = de vriend

1. goed
2. fout

Vertaal:
de zus

Goed of fout gespeld:
samedie

1. goed
2. fout

Hoe vertaal je:
de zoon?

1. la fille
2. le frère
3. le fils
4. la fils

Vertaal:
gescheiden

Goed of fout gespeld:
l´enfent

1. goed
2. fout

Wat betekent:
le demi-frère?

Hoe vertaal je:
morgen?

dix

treize

vingt

cinq

onze

quatorze

10

13

20

5

11

14

Vul de juiste vorm van AVOIR in
Tu ------- un frère?

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Nous ______ un chien et deux chats.

1. a
2. avez
3. ont
4. avons

Hoe vertaal je:
Jullie hebben

1. J´ai
2. nous avons
3. vous avez
4. ils ont

Vertaal:
Zij heeft

Vertaal:
Ik heb