Unit 1.2 pers. & bez. vnw + 1.3 vocab

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

What are we going to do today?

- Grammar: persoonlijke & bezittelijke voornaamwoorden

- Vocabulary: food & drinks

- test yourself unit 1.2 (chromebook)

Today's goals

Je kunt Engelse persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoorden in een juiste Engelse zin gebruiken

Je kunt Engelse woorden over eten en drinken vertalen en juist in een zin plaatsen

Persoonlijke & bezittelijke voornaamwoorden

Persoonlijk- & bezittelijke voornaamwoorden

Persoonlijk:

• This is miss van Beek, she is our English teacher. (zij)
• If you have a question, you can ask her. (haar)

Bezittelijk:

• Don't use that! It's my phone. (mijn)
• The phone is mine. (van mij)

Persoonlijk- & bezittelijke voornaamwoorden

Pers. vnw. (onderwerp)	Pers. vnw. (niet-onderwerp)	Bez. vnw. (bijvoeglijk)	Bez. vnw. (zelfstandig)
I	me	my	mine
you	you	your	yours
he / she / it	him / her / it	his / hers / its	his / hers / -
we	us	our	ours
you	you	your	yours
they	them	their	theirs

bezittelijk voornaamwoord: jouw

1. my
2. her
3. your
4. their

Bezittelijk voornaamwoord:
ons / onze

1. us
2. we
3. our
4. hour

bezittelijk:
Is he ___ teacher? (jouw)

____ (ik) am not hungry

1. I
2. You
3. We
4. They

bezittelijk:
Lisa broke ___ left leg. (haar)

___ (wij) are going to the mall.

1. she
2. they
3. We
4. you

bezittelijk
The dog is in ..... basket (zijn)

bezittelijk
This rubber ducky is ... (van hun).

bezittelijk:
This is a friend of ... (van mij).

That's Sarah's book! Give it back to ....................... (haar)

Aan de slag

Test jezelf H1.2 (chromebook)

blz 39 en 40 van je boek er bij gebruiken