In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets H3
Sparen en Lenen
Slide 1 - Tekstslide
Wanneer is er sprake van 'rente op rente'?
A
variabele rente
B
vaste rente
C
enkelvoudige rente
D
samengestelde rente
Slide 2 - Quizvraag
Rente 2019: 1,5% Rente 2020: 3% De rente is met 1,5% gestegen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Spaarrekening: € 1.500 1,2% rente Hoeveel is het saldo na 3 jaar?
Samengestelde rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65
Slide 4 - Quizvraag
De hoogte van de rente is niet afhankelijk van?
A
van hoogte bedrag
B
flexibilteit van opnemen
C
inkomen
D
de looptijd
Slide 5 - Quizvraag
Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door inflatie kan je...
A
meer besteden, daardoor wordt koopkracht meer
B
minder besteden, daardoor wordt koopkracht minder
C
Meer besteden, daardoor wordt koopkracht minder
D
Minder besteden, daardoor wordt koopkracht meer
Slide 6 - Quizvraag
Wat is koopkracht?
A
De algemene prijsstijging
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen met je inkomen
C
Rente op je spaarrekening
D
Ander woord voor welvaart
Slide 7 - Quizvraag
A: Als de rente hoger is dan de inflatie.
B: Als de inflatie hoger is dan in het vorige jaar.
C: Als de rente lager is dan de inflatie.
D: Als de rente daalt.
Waarom daalt de koopkracht van het geld op een spaarrekening?
Slide 8 - Sleepvraag
Mijn nettowinst was 5.400, het volgende jaar is deze 6.750. Wat is de procentuele verandering?
Slide 9 - Open vraag
Voor een lening van 63.245 euro heb je 261 euro rente betaald. Hoeveel procent is de rente van het geleende bedrag?
Slide 10 - Open vraag
Anne heeft aan rente op haar spaarrekening ontvangen van € 12,00. Het rentepercentage was 2%. Wat is absoluut en wat is relatief?
A
absoluut 2 relatief 12
B
absoluut 12 relatief 2
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het procentpunt verschil in aantal elektrische auto's tussen 2013 en 2016?
Jaar
2013
2014
2015
2016
Elektrische auto's relatief naar andere auto's
4,6%
4,7%
5,1%
6,2%
A
34,8 procentpunt
B
1,6 procentpunt
C
1,1 procentpunt
D
0,9 procentpunt
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het procent verschil in aantal elektrische auto's tussen 2013 en 2016?
Jaar
2013
2014
2015
2016
Elektrische auto's relatief naar andere auto's
4,6%
4,7%
5,1%
6,2%
A
34,8 procent
B
1,6 procent
C
74,2 procent
D
0,9 procent
Slide 13 - Quizvraag
Wat kan een nadeel van lenen zijn?
Slide 14 - Open vraag
Soorten leningen, Welk plaatje moet waar?
Hypotheek lening
Persoonlijke lening
Doorlopend krediet
Rood staan
Slide 15 - Sleepvraag
Welke bewering is juist of onjuist? I. Als je een huis wilt kopen, sluit je een persoonlijke lening af bij de bank. II. Een doorlopend krediet is hetzelfde als kopen op afbetaling.
A
beide beweringen zijn juist
B
beide beweringen zijn onjuist
C
alleen bewering 1 is juist
D
alleen bewering 2 is juist
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.
Slide 17 - Quizvraag
Welke rente is hoger, de rente die je ontvangt voor je spaargeld, of de rente die je betaalt voor je lening?