Hoe zat het ook alweer: mening/standpunt, argument en conclusie
Het schrijven van een overtuigende tekst
Oefenen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Een overtuigende tekst schrijven
Hoe zat het ook alweer: mening/standpunt, argument en conclusie
Het schrijven van een overtuigende tekst
Oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Welke uitspraak hoort niet bij een mening?
A
Je bent het er mee eens of oneens.
B
Gaat over wat iemand ergens van vindt.
C
Het wordt ook wel een standpunt genoemd.
D
Het is controleerbaar.
Slide 2 - Quizvraag
Een ander woord voor mening is:
A
standpunt
B
conclusie
C
argument
Slide 3 - Quizvraag
Een signaalwoord voor 'mening' is:
A
volgens mij
B
omdat
C
want
D
dus
Slide 4 - Quizvraag
Het signaalwoord 'want' kondigt een ......... aan
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 5 - Quizvraag
Het signaalwoord 'dus' kondigt een ..................... aan.
A
argument
B
mening
C
conclusie
Slide 6 - Quizvraag
Mening
Wat jij van iets vindt of hoe jij over iets denkt.
Iemand anders kan het hiermee eens of oneens zijn.
Mening = standpunt
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening,
mijn opvatting is
Slide 7 - Tekstslide
Argument
De uitleg waarom je iets vindt, noemen we een argument.
Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers
Slide 8 - Tekstslide
Conclusie
Komt aan het einde van de tekst, nadat de schrijver alle argumenten heeft gegeven.
De schrijver kan dan kort zijn mening en de argumenten herhalen.
Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent
Slide 9 - Tekstslide
Een overtuigende tekst schrijven
In een overtuigende tekst maak je de lezer duidelijk hoe jij over een onderwerp denkt.
Je geeft dan niet alleen je mening, maar je probeert hem te overtuigen van jouw mening (standpunt).
Om je mening te verdedigen, gebruik je argumenten.
Slide 10 - Tekstslide
Zo schrijf je een overtuigende tekst:
Verdeel je tekst in een inleiding, middenstuk en slot.
In de inleiding vertel je wat het onderwerp is en geef je daarover kort je mening.
Slide 11 - Tekstslide
Zo schrijf je een overtuigende tekst:
Verdeel je tekst in een inleiding, middenstuk en slot.
In de inleiding vertel je wat het onderwerp is en geef je daarover kort je mening.
In het middenstuk zet je argumenten. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea. Je kunt een argument duidelijker maken door een voorbeeld of uitleg te geven.
Slide 12 - Tekstslide
Zo schrijf je een overtuigende tekst:
Verdeel je tekst in een inleiding, middenstuk en slot.
In de inleiding vertel je wat het onderwerp is en geef je daarover kort je mening.
In het middenstuk zet je argumenten. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea. Je kunt een argument duidelijker maken door een voorbeeld of uitleg te geven.
In het slot rond je de tekst af met een korte samenvatting of conclusie. Vaak herhaal je kort je mening en je argumenten.
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak opdr. 2 van blz. 125 in een Word-documentje (leerlingen thuis) of op papier (leerlingen op school).
Leerlingen thuis: als je de opdracht klaar hebt, lever je deze in via de ELO > opdrachten. Je laat dit aan mij weten, als ik het goedkeur mag je de les verlaten.