Belasting, leuk of niet leuk

Belasting, leuk of niet leuk
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Belasting, leuk of niet leuk

Slide 1 - Tekstslide

- Wie betaalt er belasting?
- Wanneer betaal je belasting?
- Kun je ook geld krijgen van de belasting?

Slide 2 - Tekstslide

Iedereen betaalt belasting
In Nederland betaalt iedereen belasting aan de overheid. 
Voorbeelden zijn: 
Btw (belasting toegevoegde waarde): dit betaal je over de spullen en diensten die je koopt. 
Accijns: een vorm van belasting waarmee de overheid het minder aantrekkelijk maakt om bepaalde producten te komen. Denk aan alcohol of sigaretten.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten belastingen
De meest bekende vorm is inkomsten belasting. 
Deze belasting betaal je over je inkomen. 
Dat gaat automatisch via je loonstrookje.

Slide 4 - Tekstslide

BTW of Omzetbelasting
Ook wel belasting toegevoegde waarde genoemd. Dit is belasting op alle spullen en diensten die we kopen.

Welke tarieven kennen we?

Slide 5 - Tekstslide

BTW tarieven 
We kennen in Nederland in principe 2 tarieven.
  • 9% (eerste levensbehoefte)
  • 21% (overige producten / luxe)

Slide 6 - Tekstslide

Producten uit het buitenland
Deze belastingen noemen we ook invoerrechten. Over producten die je buiten de EU koopt wordt belasting betaald

Slide 7 - Tekstslide

ACCIJNS
We betalen ook belasting over alcohol, tabak en benzine. Dit bedrag zit in de prijs en zie je dus niet terug op je bon.

Slide 8 - Tekstslide

Waarom belastingen
We betalen belastingen om bepaalde dingen in onze samenleving te bekostigen.

Welke kan je benoemen?

Slide 9 - Tekstslide

Verdeling belastingen
De belastingen die binnenkomen bij de overheid worden verdeeld. Per ministerie krijgt een minister geld. Dat geld kan dan worden uitgegeven.


Slide 10 - Tekstslide

Justitie en defensie
Het geld voor deze ministeries gaat op aan de veiligheid in Nederland. Politie en justitie krijgt geld om ervoor te zorgen dat het veilig is op straat.
Ook moet het land verdedigd worden en doen we mee aan allerlei operaties in het buitenland.

Slide 11 - Tekstslide

Volksgezondheid
Dit ministerie krijgt geld om ervoor te zorgen dat mensen in Nederland gezond zijn.
Artsen, verpleegkundigen, verzorgenden en ziekenhuizen en zorginstellingen.

Slide 12 - Tekstslide

Landbouw
Alles wat in de landbouw gemaakt wordt moet worden gecontroleerd. Verder letten we op het milieu en moet er worden ingegrepen als er bijvoorbeeld ziektes onder dieren zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Onderwijs
Iedereen in Nederland heeft recht op onderwijs. In Nederland zorgt de overheid voor al het onderwijs. Dit kost veel geld.

Slide 14 - Tekstslide

Infrastructuur
Al het openbaar vervoer en de wegen moeten worden aangelegd en onderhouden. Veel van het belastinggeld gaat daarheen.

Slide 15 - Tekstslide

Financiën en sociale zaken
Als je niet meer kan werken dan zorgt de staat voor een uitkering. 
Ook kan je verschillende toeslagen krijgen (voorbeelden huurtoeslag en zorgtoeslag)

Slide 16 - Tekstslide

Provincie en gemeenten
Gemeentes en provincies zorgen voor afval verwerking en betalen mee aan het OV. Ook worden fietspaden aangelegd en doen gemeenten veel met zorg.

Slide 17 - Tekstslide

GELD TERUGKRIJGEN
Iedereen die een baantje heeft betaald belasting.

Een keer per jaar geven we onze belastingen op. We controleren dan of we genoeg of teveel belasting hebben betaald.

Slide 18 - Tekstslide

DE BLAUWE ENVELOPE
Als je een blauwe envelop hebt ontvangen moet je aangifte doen.

Slide 19 - Tekstslide

Aangifte doen
Als je niet verplicht wordt (omdat je geen oproep hebt gekregen) is het soms wel verstandig om het te doen.

Slide 20 - Tekstslide

Waarom?
Je kan namelijk geld terug krijgen. Bijvoorbeeld:
Studiekosten
Medische kosten

Slide 21 - Tekstslide

Wat heb je nodig?
Je DIGID
Je jaaropgave
Overzichten (bonnen van bepaalde kosten)
Aangifte software via de belastingdienst

Slide 22 - Tekstslide

Waar doe je aangifte?
https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/belastingaangifte/belastingaangifte

Slide 23 - Tekstslide