grammar herhaling

Welcome to English Class
  • Telefoon in de telefoontas
  • Kauwgom uit
  • Op je eigen plek
  • Spullen op tafel
  • Laptop op tafel - klep dicht ! - oortjes uit
  • Tas op de grond
  • Stil zijn voor de start van de les.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome to English Class
  • Telefoon in de telefoontas
  • Kauwgom uit
  • Op je eigen plek
  • Spullen op tafel
  • Laptop op tafel - klep dicht ! - oortjes uit
  • Tas op de grond
  • Stil zijn voor de start van de les.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Readtheory

grammar herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Readtheory
readtheory.org
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Tag questions
Wat zijn dat? Korte vragen aan het einde van een zin.
In het Nederlands zeg je vaak: 'toch?'

You are Dave, aren't you?
She is your sister, isn't she?

Slide 4 - Tekstslide

Tag questions
Het werkt als een soort batterij.
als in het eerste deel 'not'/ n't staat, staat dat in deel 2 niet.


You are Dave, aren't you?

Slide 5 - Tekstslide

Tag questions
Herhaal het ww uit het eerste deel van de zin en zet daar not bij + I/you/he/she/it/we/they/you

You are Dave, aren't you?
She is your sister, isn't she?
We aren't going to get a dog, arewe?

Slide 6 - Tekstslide

1 Uitzondering
I am your friend, aren't I?

Slide 7 - Tekstslide

Tag questions
Bij 2 werkwoorden in de zin, gebruik je het eerste werkwoord:



She can play the guitar, can’t she?

Als er maar 1 werkwoord in de zin staat en dit is niet am/is/are/have/has/can/must/will: gebruik do/don’t/does/doesn’t in je tag question.




She works at the library, doesn't she?

We walk to school, don't we?

Slide 8 - Tekstslide

Tag questions
Als er maar 1 werkwoord in de zin staat en dit is niet am/is/are/have/has/can/must/will:
gebruik do/don’t/does/doesn’t in je tag question.



She works at the library, doesn't she?
We walk to school, don't we?

Slide 9 - Tekstslide

She is your boss, ........?

Slide 10 - Tekstslide

She is your boss, ........?
Isn't she

Slide 11 - Tekstslide

Grammar - veel

Slide 12 - Tekstslide

Grammar - veel
Much/Many

a lot of 

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer gebruik je welke?
+ bevestigende zin    =    a lot of

- ontkennende zin =  much/many

? vragende zin = much/many

Slide 14 - Tekstslide

Much/many
Many    =   bij telbare woorden
(many can you tellie)

Much  = bij ontelbare woorden

Slide 15 - Tekstslide

Telbaar/ontelbaar
Money
Euros
Water
Rain 
Apple

Slide 16 - Tekstslide

Homework
Lesson 4.2 opdracht 1 t/m 7

Slide 17 - Tekstslide