p3 - lesweek 6!

Willkommen bei Deutsch!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Willkommen bei Deutsch!

Slide 1 - Tekstslide

Die Planung
die erste Unterrichtsstunde
  • 'Oscar, der Weltreise, Hund'
  • Vokabeln D+F
  • Sterke werkwoorden
die zweite Unterrichtsstunde
  • Formatieve Toets Vokabeln
  • Plauderecke 'Stadtplan'
die dritte Unterrichtsstunde
  • Sterke werkwoorden (H)
  • Lesen

Slide 2 - Tekstslide

„Und das wollte ich der ganzen Welt zeigen.“ (alinea 3)
- Wat wordt er in deze zin met “das” bedoeld?

Beantwoord deze vraag in het Nederlands.
timer
3:00

Slide 3 - Open vraag

Welche Aussage zum Verfasser dieses Textes ist korrekt?

timer
3:00
A
Er ist neutral.
B
Er ist begeistert.
C
Er ist kritisch.

Slide 4 - Quizvraag

De volgende alinea is uit de tekst weggelaten:
Trotzdem ist sie sicher: „Oscar liebt das Reisen. Und solange wir
zusammen sind, ist er überall auf der Welt glücklich.“ Nur der Ritt auf dem
Rücken eines Kamels war Oscar nicht so ganz geheuer: „Das schwankte
wohl etwas zu stark.“

- Op welke plek in de tekst hoort deze alinea thuis?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Link

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden noemen we werkwoorden die in de verleden tijd klinkerverandering krijgen. 

Bijna altijd geldt: in het Nederlands sterk, in het Duits sterk. 
(z.B.: schlafen, fahren, lesen,...)

Slide 7 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
met a-Umlaut

Slide 8 - Tekstslide

Welche Formen fallen auf?
ich fahre, du fährst, er/sie/es fährt, wir fahren, ihr fahrt, sie/ Sie fahren
A
ich
B
du, er/sie/es
C
wir, ihr
D
Sie + sie

Slide 9 - Quizvraag

Sterke werkwoorden met a-Umlaut
Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du en er/ sie/ es/ man een Umlaut: ä

schlafen:
ich schlafe
du schläfst
er schläft


Slide 10 - Tekstslide

Welche Form stimmt?
schlafen: wij slapen (tegenwoordige tijd)
A
wir schlafen
B
wir schläfen

Slide 11 - Quizvraag

Welche Form stimmt?
tragen: jij draagt (tegenwoordige tijd)
A
du tragt
B
du trägst
C
du tragest
D
du tragst

Slide 12 - Quizvraag

Sterke werkwoorden
met e/i-Wechsel

Slide 13 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met e/i-Wechsel
Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert in de tegenwoordige tijd bij du en er/sie/es/man de e in een i of ie. 

Een korte e wordt een i: essen > du isst
Een lange e wordt ie> lesen > er liest 

We noemen dit de e/i-Wechsel

Slide 14 - Tekstslide

Een korte e wordt een i:
sprechen 
ich spreche
du sprichst
er spricht
wir sprechen
ihr sprecht
sie sprechen

Slide 15 - Tekstslide

Een lange e wordt ie
lesen:
ich lese
du liest
er liest
wir lesen
ihr lest
sie lesen

Slide 16 - Tekstslide

i oder ie? Welche Form stimmt?
essen (eten): ich esse, er
A
er isst
B
er iesst

Slide 17 - Quizvraag

Welche Form ist richtig?
empfehlen:
A
du empfiehlst
B
du empfilst

Slide 18 - Quizvraag

i oder ie?
vergessen: ich vergesse, du ...
A
du vergiesst
B
du vergisst

Slide 19 - Quizvraag

Schreibe die richtige Form auf:
ik zie (sehen): ich......

Slide 20 - Open vraag

Schreibe die richtige Form auf
jij ziet (sehen): du ......

Slide 21 - Open vraag

Hausaufgaben:
Nächstes Mal:
- Paragraf B
- Lerne für die formatieve Prüfung

Slide 22 - Tekstslide

Willkommen bei Deutsch!

Slide 23 - Tekstslide

Die Planung
die erste Unterrichtsstunde
  • 'Oscar, der Weltreise, Hund'
  • Vokabeln D+F
  • Sterke werkwoorden
die zweite Unterrichtsstunde
  • Formatieve Toets Vokabeln
  • Plauderecke 'Stadtplan'
die dritte Unterrichtsstunde
  • Sterke werkwoorden (H)
  • Lesen

Slide 24 - Tekstslide

Kapitel 5
Wörterliste

Je hebt 10 minuten de tijd om de formatieve toets te maken.

> Ga naar LessonUp.
> De toets wordt voor de klas klaargezet.
> Klik erop.
> Wacht tot de docent de toets start.

timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen!
Je kunt naar de weg vragen 
en een wegbeschrijving geven.
Schritt 1: Wörter

Slide 26 - Tekstslide

de hoek

Slide 27 - Tekstslide

die Ecke

Slide 28 - Tekstslide

de kruising

Slide 29 - Tekstslide

die Kreuzung

Slide 30 - Tekstslide

de trein

Slide 31 - Tekstslide

der Zug

Slide 32 - Tekstslide

afslaan

Slide 33 - Tekstslide

abbiegen

Slide 34 - Tekstslide

te voet gaan

Slide 35 - Tekstslide

zu Fuß gehen

Slide 36 - Tekstslide

rechtdoor

Slide 37 - Tekstslide

geradeaus

Slide 38 - Tekstslide

timer
2:00
geradeaus
die Ampel
die Kreuzung
links
rechts
der Kreisverkehr

Slide 39 - Sleepvraag

Fragen???
Schritt 2: Sätze

Slide 40 - Tekstslide

Plauderecke C

Slide 41 - Tekstslide

(Let op. Eén antwoord bij elk tekstje.)
Je begint bij nummer 1. 

A: Entschuldigung, ich habe eine Frage: Wo ist die .........?
B: Das ist ganz einfach. Sie gehen hier geradeaus und dann rechts. Das ist die Hauptstraße. Da gehen Sie ungefähr 200 Meter. Dann sehen Sie links die .........

Post
Museum
Bahnhhof
Theater
Rathaus

Slide 42 - Sleepvraag

(Let op. Eén antwoord bij elk tekstje.)
Je begint bij nummer 2.

A: Entschuldigung bitte! Ich suche das ..........
B: Hier ist die Bürgerstraße. Sie gehen hier geradeaus, ungefähr 200 Meter, und dann links. Das ist die Kirchstraße. Da sehen Sie rechts die Kirche. Gehen Sie dann rechts weiter. Das ist die Marienstraße. Dann immer geradeaus, ungefähr 300 Meter. Dort beginnt die Museumsgasse. Da finden Sie links das ........... 
Post
Museum
Bahnhhof
Theater
Rathaus

Slide 43 - Sleepvraag

Sprechen
Auf der nächsten Folie seht ihr einen Stadtplan.
Die Person, die gedreht wird, muss irgendwo hin (Ziel).
Die Lehrerin verschiebt das Ziel und die Position von der Person.
Schritt 3: Toepassen

Slide 44 - Tekstslide

A
!

Slide 45 - Tekstslide

!
A

Slide 46 - Tekstslide

Je kunt naar de weg vragen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Je kunt een wegbeschrijving geven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

Hausaufgaben:
Nächstes Mal:
- Paragraf C: Wechsel (a > ä / e > i / ie). Aufgaben 7, 8, 9
- Lerne für die formatieve Prüfung

Slide 49 - Tekstslide