Biologie t/h 2.4 De Celkern

Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken.
Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken.
Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen.
bladzijde 115
Biologie
Vanaf bladzijde 117
Opdracht 1 tot en met 10
Vanaf bladzijde 117
Opdracht 1 tot en met 10
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken.
Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken.
Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen.
bladzijde 115
Biologie
Vanaf bladzijde 117
Opdracht 1 tot en met 10
Vanaf bladzijde 117
Opdracht 1 tot en met 10

Slide 1 - Tekstslide

celkern-chromosomen-DNA

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Chromosomen 
Alle cellen van planten en dieren hebben een celkern. De celkern regelt wat er in de cel gebeurt. In de celkern liggen chromosomen. Dit zijn lange, dunne draden. Mensen hebben in elke celkern 46 chromosomen.

Slide 4 - Tekstslide

Het aantal chromosomen zegt niks over de intelligentie van een organisme. Het is slechts de hoeveelheid DNA waarover de informatie is verdeeld. 

Slide 5 - Tekstslide

DNA bevat de 'streepjescodes' van al je erfelijke eigenschappen

Slide 6 - Tekstslide

Chromosomen 
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA
Desoxyribosenucleïnezuur
DNA bevat de 'streepjescode' van al je erfelijke eigenschappen

Bijvoorbeeld oogkleur


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

DNA bevat de 'streepjescodes' van al je erfelijke eigenschappen

Slide 9 - Tekstslide

DNA

Slide 10 - Tekstslide

Cytoplasma:
A
dieren
B
planten
C
beide

Slide 11 - Quizvraag

Plastiden:
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 12 - Quizvraag

Op deze afbeelding zie ik meerdere cellen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Sleep de basen naar de juiste plek op de DNA streng
T
G
C
T
G
T
A
G

Slide 14 - Sleepvraag


Je ziet hier
A
een cel, celkern, genen
B
een cel, celkern, chromosomen
C
een celkern, chromosomen, genen
D
een celkern, genen, DNA

Slide 15 - Quizvraag

Celmembraan
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 16 - Quizvraag

Welke basen vormen paren?
A
AT en GU
B
GC-AT
C
AA en TT
D
GG en CC

Slide 17 - Quizvraag

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Spaghetti
D
Draden

Slide 18 - Quizvraag

Hoe meer chromosomen een organisme heeft, hoe intelligenter het organisme is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Sleep van groot naar klein
De grootste 
Ena grootste
Ena kleinste
De kleinste
DNA
Cel
Chromosoom
Gen

Slide 20 - Sleepvraag

Celwand
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 21 - Quizvraag

Welke onderdelen hebben zowel dierencellen als plantencellen
A
Celwand, vacuole, celkern
B
Celwand, celkern, cytoplasma
C
Celmembraan, celkern, vacuole
D
Celmembraan, celkern, cytoplasma

Slide 22 - Quizvraag

Vacuole
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen bevat een menselijke huidcel?
A
46
B
23
C
92
D
128

Slide 24 - Quizvraag