Elena haalt haar auto uit de parkeergarage. Ze stopt de parkeerkaart in de betaalautomaat. In het display leest ze dat ze € 6,20 moet betalen. Ze betaalt met haar smartphone.
Welk saldo wordt € 6,20 lager als zij betaalt?
A
Het saldo op de bankrekening van de parkeergarage
B
Het saldo op haar bankrekening
C
Het saldo op haar smartphone