- kijk naar woorden die vet- of schuingedrukt zijn
- Bekijk de plaatjes
- Stel jezelf de vraag: 'Waarover gaat deze tekst?'
Het onderwerp schrijf je altijd in één woord of in een paar woorden op.
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht
Kijk naar het de tekst die je zo te zijn krijgt.
Waarover gaat deze tekst (het onderwerp)?
Slide 6 - Tekstslide
De Afrikaanse olifant.
Olifanten tellen
In het zuiden van Afrika leven heel veel olifanten. Hoeveel en hoe gaat het met ze? Dat is nu bekend. Want die dieren zijn geteld.
Deze landen wilden graag weten hoeveel olifanten er leven. Maar hoe tel je olifanten in vijf landen? Dat is niet zo makkelijk. Want het gaat om een heel groot gebied.
Niet goed, wel beter.
Deze landen wilden graag weten hoeveel olifanten er leven. Maar hoe tel je olifanten in vijf landen? Dat is niet zo makkelijk. Want het gaat om een heel groot gebied.
bron: rtl4.nl
Slide 7 - Tekstslide
Vraag
Waar heb je naar gekeken om het onderwerp te vinden?
Slide 8 - Tekstslide
1.3 Lezen
Samen maken opgave 8 (blz. 22)
Bekijk eerst de titel en het plaatje
Waar gaat de tekst over denk je?
Samen de tekst lezen
Waar gaat de tekst over denk je nu?
Slide 9 - Tekstslide
1.3 Lezen
Samen maken opgave 9 (blz. 22-24).
Bekijk eerst de titel, de vetgedrukte woorden, de tussenkopjes en het plaatje.
Markeer de titel.
Hoeveel tussenkopjes zijn er?
Wat is het onderwerp van de tekst denk je?
-
Slide 10 - Tekstslide
Deze les geleerd
Je weet nu hoe je het onderwerp van een tekst vindt.