Scène gammel schip BAREND, verlegen: Dag meneer.
BOS: Barendje – je komt alsof je geróepen was.
BAREND, lacherig-verwonderend: Ikke?
BOS: We hebben je nodig, ventje.
BAREND: Goed meneer.
BOS: Drommels, ’t begint hier al wat te groeie.
BAREND: Ja, meneer.
BOS: Je wordt ’n hele kerel. – Hoe lang loop je nou al zonder werk?
BAREND, schuw: Drie verreljaar…
KNIERTJE: Dat liegt-ie – meer dan ’n jaar…
BAREND: Niewaar!
JO: Wel waar! Reken maar op… november… december…
BOS: Goed, goed, kinderen. Geen kwestietjes. ’t Leven is zo kort… Nou, Barendje – heb je lust in de 47?... Wat?...
BAREND, angstig: De 47…
BOS: De `Op Hoop van Zegen’…
CLEMENTINE, verwonderd: Wilt u de ‘Hoop van Zegen’…
BOS, scherp: Hou je ‘r buiten! Hou je ‘r buiten, zeg ik!
CLEMENTINE: En vanmorgen nog…
BOS, driftig: Clementine!
CLEMENTINE: Maar pa…
BOS, heftig met de voet stampend: Wil je asjeblief vooruit gaan?
Kniertje dwingt Barend het aanbod aan te nemen, temeer omdat Bos belooft de lastpak Geert ook aan te nemen.