1. Je herkent en benoemt minimaal 2
0 verschillende paardenrassen
2. Je legt uit hoe de dagelijkse en periodieke verzorgende werkzaamheden van paarden uitgevoerd moeten worden
3. Je kan een paard de juiste hoeveelheid voer en water geven
4. Je kan beoordelen of het voer geschikt is voor het paard
5. Je kan een paard op de juiste wijze met oog voor dierenwelzijn hanteren en fixeren
6. Je kan verschillende huisvestingssystemen van paarden benoemen
7. Je kan aangeven welke voor- en nadelen bij de huisvestingssystemen benoemen
8. Je kan de specifieke huisvestingsbehoeften van paarden benoemen