1 Eigen werk.
2 a-c – en (regel 1); uitspraak-opsomming / opsommend verband. Er worden twee kenmerken genoemd van een dier dat zich bedreigd voelt: 1. hij spert zijn bek open en 2. hij laat zijn tanden zien.
– Ten eerste (regel 3); opsommend verband. Er worden twee redenen gegeven bij ‘Hoe kan dat?’ Namelijk: 1. primaten laten niet altijd hun tanden zien, omdat ze boos zijn; 2. aan onze mimiek is duidelijk te zien dat we niet dreigen, maar lol hebben.
– en (regel 4); opsommend verband. Er worden twee kenmerken gegeven van het lachen van primaten: 1. hun tanden op elkaar zetten en 2. hun mondhoeken optrekken.
– Daarnaast (regel 6); opsommend verband; zie bij Ten eerste.
– zoals (regel 7); uitspraak-voorbeeld. De ‘pretlichtjes in onze ogen’ zijn een voorbeeld bij ‘onze mimiek’.
– maar (regel 7); uitspraak-tegenstelling / tegenstellend verband. In het eerste deel van de zin staat ‘niet dreigen’, in het tweede deel ‘de grootste lol hebben’.
3 Primaten laten niet altijd hun tanden zien omdat ze boos zijn. Aan de mimiek van mensen is te zien dat ze lol hebben.
4 Eigen antwoord.