NT2 luisteropdracht "restaurant"

les 10-2-2021
doelen van vandaag;
- gezamenlijke luister opdrachten
- herhalen nieuwe woorden 8.3 en 8.4
- dictee met moeilijke woorden 
-toets maken thema 8
- extra huiswerk oefenen
 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

les 10-2-2021
doelen van vandaag;
- gezamenlijke luister opdrachten
- herhalen nieuwe woorden 8.3 en 8.4
- dictee met moeilijke woorden 
-toets maken thema 8
- extra huiswerk oefenen
 

Slide 1 - Tekstslide

het restaurant

Slide 2 - Tekstslide

restaurant

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Wie wil een broodje gezond en een kroket?
A
de man
B
de vrouw

Slide 5 - Quizvraag

Wie bestelt twee broodjes kaas?
A
de man
B
de vrouw

Slide 6 - Quizvraag

Wat eten de kinderen?
A
friet
B
broodje kroket
C
pannenkoeken
D
broodje kaas

Slide 7 - Quizvraag

Wat moet de man betalen?
A
30,55 euro
B
40,55 euro
C
25, 00 euro
D
50,55 euro

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Wat wil de klant drinken?
A
zwarte koffie
B
koffie met suiker
C
koffie met suiker en melk
D
cappuccino

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het probleem als hij de koffie krijgt?
A
het lepeltje is vies
B
er zit geen suiker in
C
er zit melk in de koffie
D
er zit te veel suiker in

Slide 11 - Quizvraag

Wat vindt de klant van koude koffie?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Wat is Gijs nu?
A
de beste kok van Nederland
B
de slechtste kok van Nederland
C
de beste leerling-kok van Nederland
D
de beste leerling van Nederland

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het geheim van Gijs?
A
altijd rustig blijven
B
niet huilen
C
goed koken
D
veel eten

Slide 15 - Quizvraag

Wat wil Gijs later?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Link

hoe schrijf je het woord..
A
het koninghuis
B
het koningshuis
C
het konigshuis
D
de koningshuis

Slide 18 - Quizvraag


A
de huidkleur
B
de huidenkleur
C
de huidskleur
D
de huideskleur

Slide 19 - Quizvraag

hoe schrijf je het woord..
A
het evenement
B
het efenement
C
de evenement
D
het evennement

Slide 20 - Quizvraag

hoe schrijf je het woord..
A
het verkerongeluk
B
het verkeerongeluk
C
het verkeerongelluk
D
het verkeersongeluk

Slide 21 - Quizvraag

hoe schrijf je het woord..
A
de misbruik
B
het misbruik
C
het mizbruik
D
het misbriuk

Slide 22 - Quizvraag

hoe schrijf je het woord..
A
het brandenalarm
B
het brantalarm
C
het brandalarm
D
het brandallarm

Slide 23 - Quizvraag

hoe schrijf je het woord..
A
bestrijden
B
bestrijdden
C
bestreiden
D
besrijden

Slide 24 - Quizvraag

hoe schrijf je het woord..
A
gewappend
B
gewappent
C
gewapent
D
gewapend

Slide 25 - Quizvraag

hoe schrijf je het woord..
A
kentteken
B
kentekken
C
kenteken
D
keteken

Slide 26 - Quizvraag

hoe schrijf je het woord..
A
cappuchon
B
capuchon
C
capichon
D
capuchion

Slide 27 - Quizvraag

schrijf het woord..

Slide 28 - Open vraag

schrijf het woord..

Slide 29 - Open vraag

schrijf het woord...

Slide 30 - Open vraag

schrijf het woord...

Slide 31 - Open vraag

schrijf het woord...

Slide 32 - Open vraag

schrijf het woord...

Slide 33 - Open vraag

schrijf het woord...

Slide 34 - Open vraag

schrijf het woord...

Slide 35 - Open vraag

schrijf het woord...

Slide 36 - Open vraag

schrijf het woord...

Slide 37 - Open vraag

hoe verder
- maak vandaag de toets van thema 8
- maak alle andere huiswerkopdrachten af als je dat nog niet hebt gedaan.
- extra oefenen op https://www.rekenen-oefenen.nl/ of www.taal-oefenen.nl (stuur ik in de groepsapp)

Slide 38 - Tekstslide